april 2024
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Afbraak van de rechtsstaat gaat in rap tempo

Momenteel wordt er in de Tweede Kamer een wetsvoorstel behandeld over ingrijpende wijzigingen van de penitentiaire beginselenwet. Een van de voorgestelde maatregelen is videotoezicht tijdens gesprekken van de gedetineerde met zijn advocaten. Tijdens de behandeling in de Tweede Kamer bleek dat de voorgestelde wijzigingen voor sommige parlementsleden niet ver genoeg gaan.

Er ligt nu een amendement dat “auditief toezicht” op gesprekken tussen advocaat en cliënt mogelijk moet maken, afluisteren dus. Het voorstel behelst simpelweg het opnemen van alle gesprekken tussen advocaat en gedetineerde.

Het afluisteren en opnemen zou nu nog betrekking moeten hebben op gesprekken tussen advocaten en cliënten die onder het zwaarste regime van toezicht vallen zoals de EBI. De vraag is echter of deze bevoegdheid, als die wordt aangenomen en ingevoerd, in de toekomst beperkt zal blijven tot deze groep. Het verleden heeft geleerd dat men met iedere nieuwe bevoegdheid de grenzen opzoekt en naar verruiming streeft. Op het voorstel, het afluisteren van advocaten tijdens hun bezoek aan cliënten en het opnemen en bewaren van hun gesprekken voor de duur van maar liefst 5 jaren, komt vanuit meerdere richtingen forse kritiek.

Zo schrijft de Nederlandse Orde van Advocaten in een advies aan de Tweede Kamer dat het amendement in strijd is met hogere wet en regelgeving en in strijd is met mensenrechten: De vertrouwelijkheid van het contact tussen advocaat en cliënt wordt beschermd door wetten en verdragen, onder meer door artikel 6 en artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en door artikel 4 van de EU-Richtlijn betreffende het recht op toegang tot een advocaat in strafprocedures. Gedetineerden hebben recht op vertrouwelijke communicatie met hun advocaat, ook in een detentiesituatie. Het gaat hierbij om een met het recht op effectieve bijstand en een eerlijk proces samenhangend fundamenteel recht waarover het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) zich regelmatig heeft uitgesproken . Wanneer een advocaat niet vertrouwelijk met zijn of haar cliënt kan communiceren kan geen effectieve bijstand worden verleend en handelt de staat in strijd met wetten en verdragen.
Het parlement dient als er als medewetgever zorg voor te dragen dat wetgeving bijdraagt aan de samenleving. Artikel 94 van de Grondwet bepaalt bovendien dat binnen het Koninkrijk geldende wettelijke voorschriften geen toepassing vinden, indien deze niet verenigbaar zijn met eenieder verbindende bepalingen van verdragen en van besluiten van volkenrechtelijke organisaties. Van voorliggend wetsvoorstel is op voorhand duidelijk dat deze op onderdelen strijd oplevert met hoger recht. Om die reden zou de Kamer niet met het voorstel in de huidige vorm moeten instemmen.

Duidelijke taal. De wetgever mag niet instemmen met een wetswijziging die evident in strijd is met het recht op vertrouwelijke communicatie met een advocaat. Het betreft hier immers een fundamenteel recht dat raakt aan een effectieve bijstand en aan het recht op een eerlijk proces.
Stelt u zich eens voor dat ieder gesprek met uw advocaat wordt opgenomen en uitgeluisterd kan worden. Kunt u dan nog vrij praten? Durft u nog iets te vertellen of te bespreken over de rol van anderen in een zaak?

Als het in Nederland zover komt dat er niet meer in vertrouwelijkheid met een advocaat gesproken kan worden zal het einde van onze rechtsstaat snel in zicht zijn en glijden we af naar een systeem dat we kennen van landen waar onze overheid altijd forse kritiek op heeft gehad.
Wellicht wordt het tijd dat onze wetgevende macht eens goed in de rechtsstatelijke spiegel gaat kijken voordat we afglijden tot een land waar de mensenrechten met voeten worden getreden.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


mei 2023
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Overheid wil nog ruimere bevoegdheden om te hacken en te tappen
Bespioneren van burgers: wordt Nederland nu toch Afluisterland?

Met een nieuw wetsvoorstel wil de overheid eerder gedane beloftes over bescherming van de privacy van burgers gaan verbreken en de jarenlange overschrijding van bevoegdheden door inlichtingendiensten legaliseren. De AIVD en MIVD maken zich op om de nieuwe glasvezelnetwerken in ons land gaan gebruiken voor grootschalig aftappen van communicatie via internetkabels. Daarbij gaat ook het delen van data met buitenlandse mogendheden en opsporingsdiensten tot de mogelijkheden behoren.

Op de site van de rijksoverheid valt te lezen dat de huidige Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uit 2002 “te beperkt is in haar mogelijkheden en dat de AIVD en de MIVD, met alleen de traditionele inlichtingenmethoden als volgen, observeren , het opvangen van telefoongesprekken uit de ether en van radioverkeer en het gericht afluisteren, informatie dreigen te missen”. Blijkbaar vindt de Rijksoverheid dat veel meer moet kunnen met als gevolg dat een sleepnet op de gehele kabel tot de mogelijkheden moet gaan behoren. Te lezen valt dat “terroristen” net als iedereen (!), in de 21e eeuw communiceren met bits en bytes, met smartphones , tablets en andere communicatiemiddelen via allerlei communicatiekanalen en dat die kanalen bijna allemaal via glasvezelkabels ons land binnen komen. Er moet volgens de overheid dus een wettelijke uitbreiding komen zodat alles op die kabels onderschept en geanalyseerd kan worden. De Volkskrant kopte dan ook terecht op 16 mei 2022: “Nederland stemde tegen de sleepwet en toch staat nu alles klaar voor grootschalig aftappen”.

Referendum 2018
En zo gaat het in Nederland nu altijd. Eerst mag de burger zich in een referendum (gehouden in 2018) uitspreken over de reikwijdte en wenselijkheid van een wet die grootschalig tappen van communicatie van hele wijken en buurten mogelijk maakt om vervolgens enkele jaren later via een aanvullende wet juist dat te gaan doen waartegen de burgers van Nederland in 2018 massaal “nee” tegen hebben gestemd. Want dat is nu precies wat de er staat te gebeuren. Citaat uit de eerder aangehaalde krant: “Hoewel een meerderheid van de Nederlanders in 2018 tegen de ‘sleepwet’ stemde, is grootschalig aftappen van communicatie via internetkabels technisch mogelijk en binnenkort praktijk”. Eerdere beloftes van oud-minister Ronald Plasterk en met hem diverse hoofden van de uiteenlopende inlichtingendiensten, aan de Tweede Kamer en het Nederlandse volk blijken nu weer gewoon los zand te zijn en van nul en generlei waarde. Toen werd beweerd dat het opslaan van communicatie van miljoenen Nederlanders via hacken en kabelinterceptie en de angst voor het opslaan van metadata van Nederlanders bangmakerij was en niet realistisch.

Nederland afluisterland?
Nu blijkt echter dat de AIVD en de MIVD ervoor hebben gekozen om hun interceptie in te richten bij grote kabelbedrijven zoals Eurofiber en Relined welke bedrijven een omvangrijk glasvezelnetwerk hebben in Nederland en die ook aangesloten zijn op trans-Atlantische internetkabels zodat interceptie niet enkel beperkt blijft tot buurt- of wijkniveau, maar regio overstijgend is en je het volgens een insider in feite hebt over geheel Nederland. Toezichthouders hebben er reeds eerder op gewezen dat dergelijke kabelinterceptie in de praktijk niet overeenkomt met eerder gedane beloftes en dat deze niet passen binnen de aan deze diensten gegeven bevoegdheden. Men gaat dus veel verder dan men altijd heeft voorgespiegeld en beloofd. De niet nagekomen beloftes en de overschrijding van de bevoegdheden wil men nu met een nieuw wetsvoorstel gaan ‘legaliseren’ om zo via een achterdeur en het referendum negerende toch het zo bestreden ‘sleepnet’ te kunnen invoeren. Het heeft er aldus alle schijn van dat Nederland ondanks de duidelijke afwijzing in het referendum van 2018 toch Afluisterland wordt.

Onrechtmatig
Reeds eerder hebben de AIVD en de MIVD gepoogd om intercepties goedgekeurd te krijgen van communicatie van miljoenen Nederlanders om deze vervolgens maximaal drie jaren te bewaren. Dit verzoek werd toen geweigerd als onrechtmatig en niet proportioneel. Vanwege deze weigeringen van de betreffende toezichthouders hebben de inlichtingendiensten en hun politieke lobby de minister intussen weten te overtuigen om die mogelijkheid dan maar bij wet te gaan regelen, waar direct ook het voorstel aan is toegevoegd om de controlerende bevoegdheden van de toezichthouders drastisch in te perken, Als genoemde wet wordt aangenomen kunnen betreffende diensten vol aan de slag met het tappen, onderscheppen en analyseren van berichten en ander internetverkeer van miljoenen Nederlandse en buitenlandse burgers, organisaties en bedrijven onderling en deze data vervolgens jarenlang bewaren, waarbij ook het delen met buitenlandse mogendheden en opsporingsdiensten tot de mogelijkheden gaat behoren.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


februari 2023
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Big brother krijgt steeds meer vorm in opsporingsland.

“Big brother is watching you” krijgt steeds meer vorm in ons (opsporings-) land. Zo ligt er nu een wetsvoorstel waarin geregeld wordt dat alle financiële transacties vanaf 100 euro, ja u leest het goed vanaf slechts 100 euro ! , geanalyseerd en bekeken mogen worden op “ongebruikelijkheid” omdat criminelen vaak met kleine bedragen geld bancair zouden witwassen. Omdat dit zou geschieden bij verschillende banken moeten die nu de mogelijkheid krijgen om onderling al hun klantgegevens te kunnen koppelen en in te zien zodat zij een totaal beeld kunnen krijgen van alle transacties. Het systeem zou vervolgens niet door de Staat der Nederlanden maar door de (particuliere) banken zelf ingericht en onderhouden moeten gaan worden, in het vertrouwen dat dat daar goed zou gaan en dat zij voor voldoende veiligheid zouden kunnen zorgen. Als er dan echter iets ongebruikelijks door hen geconstateerd zou worden gaan uiteraard alle sluizen open en wordt alles met justitie gedeeld.

Van het begrip privacy heeft men vandaag de dag in de politiek niet meer gehoord en aan de kant van de “opsporings-lobbyisten” is privacy al helemaal en vies woord…alles onder het motto “wie niets te verbergen heeft heeft ook geen privacy nodig en niets te vrezen”. En daar wringt hem nu juist de schoen. Ons controle- en opsporingsapparaat rent van miskleun naar miskleun en richt al jaren, door onkunde en tunnelvisie(s) , enorme schade aan bij onschuldige burgers. De belastingdienst die al jaren ongoorloofd en onrechtmatig aan het “profilen” is met alle ellende voor niets vermoedende burgers van dien die geconfronteerd worden met controles en bancaire uitsluiting waardoor ze niet meer normaal aan het sociale leven kunnen deelnemen.

En dan de toeslagenaffaire waarin ook ongeoorloofd werd geprofiled met als gevolg huisuitzettingen , uithuisplaatsingen en faillissementen van burgers die niets misdaan hadden en die nu na jaren gezeur en gepraat nog steeds niet gecompenseerd zijn. En dan nu een bancair “totaal toezicht” willen op transacties van slechts 100 euro. Bizar.

Bancaire controle.
Als u dus straks in een maand drie of vier keer een bedrag van 150 euro overboekt naar uw familie in Turkije of Marokko dat weet u nu reeds dat u ellende zult gaan krijgen omdat u volgens de computersystemen (mensen zijn immers te duur voor dit soort controles als ze al te vinden zijn) aan het witwassen bent, althans vermoedelijk. Maar of u straks nog iets heeft aan dat “onschuld uitgangspunt / presumptie” is nog maar de vraag…ik hoop dat de u controlerende computer hier ook besef van heeft.

Op 21 oktober 2022 typeerde de Autoriteit Persoonsgegevens (een overheidswaakhond voor uw en mijn privacy) het wetsvoorstel als volgt, ik citeer; “ ..dit nieuwe wetsvoorstel opent de deur naar een ongekende massasurveillance van Nederlanders..” . Ongekende massasurveillance dat is stevige taal…maar daar blijft het dan ook bij. Ziet of ervaart u in de samenleving enige reuring of publieke discussie omtrent dit voorstel ? Zijn er demonstraties of andere vormen van onrust, vergelijkbaar met die van de klimaat-hysterie ? Neen…ik zie ze niet. Dus ja…dat wetvoorstel gaat wet worden…linksom of rechtsom…wellicht iets aangepast maar het gaat er komen. U bent gewaarschuwd.

Europa is wellicht nog de laatste redding.
Tegen deze zich steeds meer opdringende politiestaat lijkt geen kruid gewassen. Maar wellicht is er nog hoop uit onverwachte hoek. Het Europese Hof van Justitie heeft op 26 januari 2023 (zaak C-205/21) in een arrest aangaande Bulgarije geoordeeld dat , in geval er een verdenking bestaat, Europese (privacy) dat de europese richtlijn 2016/680 ; ..” zich verzet tegen nationale wettelijke regelingen op grond waarvan systematisch gegevens worden verzameld , zonder dat de autoriteit hoeft vast te stellen of aan te tonen dat deze gegevensverzameling strikt noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de doelstellingen en dat deze doelstellingen niet kunnen worden bereikt met maatregelen die de rechten en vrijheden van de betrokkene op minder ernstige wijze aantasten”. Bij mensen die “verdacht” worden van een strafbaar feit maakt het Europese Hof zich dus zorgen over de verregaande en systematische wijze van gegevensverzameling (in deze uitspraak betreft het biometrische en genetische gegevens) en vraagt zich af of deze omvangrijke gegevensverzameling wel noodzakelijk is voor het te bereiken doel.

In strijd met Europese wet en regelgeving.
Deze uitspraak lezende lijkt mij de in het genoemde wetsvoorstel genoemde financiële (witwas) informatie vergaring en de daaropvolgende ongebreidelde en ongeclausuleerde analyse van burgers die (nog) geen verdachte zijn evident in strijd Europese privacy wet en regelgeving. Of de wetgever zich iets gelegen zal laten aan de door haarzelf ondertekende verdragen valt echter te bezien.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


december 2022
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Sky- , Encrochat en Ennetcom-hacks en het eerlijk proces.

Door actief hacken heeft de politie in de afgelopen jaren miljoenen berichten van vermeende criminelen in handen gekregen waarmee ze vervolgens grootschalig aan het vervolgen is geslagen. Het ene strafdossier na het andere bestaat in de kern hoofdzakelijk uit PGP berichten op basis waarvan justitie een belastende verhaallijn samenstelt.

Bestonden dossiers in het verleden uit getuigenverklaringen gecombineerd met concrete forensische sporen zoals vingerafdrukken, DNA en inbeslagnames bestaan ze nu vaak uit vrijwel louter digitaal bewijs. Digitaal bewijs dat in de praktijk niet of nauwelijks door de verdediging en de rechter valt te controleren waardoor het eerlijke proces in de zin van artikel 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) inmiddels ernstig in het gedrang is gekomen. In 2016 nam justitie vrijwel de gehele server van Ennetcom (zich bevindende in Canada) in beslag en in 2017 wist men PGPsafe te kraken, in 2020 volgde EncroChat waarna begin 2021 justitie meldde dat men reeds maanden aan het meeluisteren was bij een server van SkyECC waarna deze in maart 2021 offline werd gehaald. Volgens justitie zouden bij deze meest recente actie honderden miljoenen berichten zijn onderschept ook van personen die zouden zijn overgestapt van de eerder uit de lucht gehaalde servers.

Hoewel er door de advocatuur veel vragen zijn en worden gesteld omtrent de wijze en omvang van de gehanteerde opsporingsmethoden hebben inmiddels meerdere rechtbanken mensen veroordeeld die berichten zouden hebben verstuurd met Sky- of Encrotelefoons. Ondanks fundamentele bezwaren, niet alleen vanuit de advocatuur maar ook vanuit het Europese Hof voor de rechten van de Mens, tegen het vergaren en onderzoeken van “bulkdata” stelt het openbaar ministerie zich op het standpunt dat daar niets mis mee is en dat de vergaarde berichten gewoon tot bewijs kunnen dienen.

Brandbrief advocaten.
Op 24 oktober 2022 kopte het dagblad Trouw “Strafrechtadvocaten uiten gezamenlijk hun zorgen over nieuwe opsporingsmethoden van het Openbaar Ministerie” . In het artikel valt te lezen dat een grote groep strafrechtadvocaten zich grote zorgen maken over de manier waarop grote hoeveelheden berichten door justitie worden verzameld en onderzocht. De nieuwe opsporingsmethoden zouden in strijd zijn met fundamentele mensenrechten, aldus de advocaten in hun brandbrief. Geconstateerd wordt dat verzoeken van advocaten om gewoon het feitelijk verloop van de opsporingsactie helder te krijgen structureel worden afgewezen en er zodoende géén antwoorden komen op gerechtvaardigde vragen, waardoor toetsing en verdediging onmogelijk worden gemaakt.

Een eerlijk proces staat of valt op toetsing van opsporingshandelingen.
Een eerlijk proces brengt met zich mee dat de door de politie gehanteerde methode transparant is en dat vragen omtrent het feitelijke verloop beantwoord kunnen worden zodat door de rechter adequaat getoetst kan worden of er sprake is van al dan rechtmatig verkregen bewijsmateriaal. In de zaken waarbij buitenlandse opsporingsinstanties betrokken zijn, zoals bij veel van dit soort zaken, worden afwijzingen van advocaten verzoeken door rechters steevast gebaseerd op het “vertrouwens-beginsel” hetgeen inhoudt dat nederlandse rechters erop zouden mogen vertrouwen dat opsporingshandelingen verricht door buitenlandse politie binnen de regels van de wet vallen en steeds rechtmatig zijn. Feitelijk toetst de Nederlandse rechter dan vervolgens niets van de handelingen die er in het buitenland zijn verricht. En bij dat gebrek aan toetsing (het gewoon niet toetsen op basis van vertrouwen in buitenlandse opsporingsteams) wringt hem de schoen.
In omvangrijke strafzaken wordt dus eenvoudigweg niet getoetst hetgeen voor strafrechtadvocaten onverteerbaar is.

Buitenlandse rechters komen in beweging.
Inmiddels hebben zich in andere europese landen verschillende rechters uitgesproken over de op hun grondgebied gehanteerde “hack”-methodes. In Frankrijk heeft een rechtbank geoordeeld dat er zonder nader onderzoek, en meer openheid omtrent de gehanteerde methodiek, de zaak géén doorgang kan vinden. Ook in Duitsland en Italië hebben rechters inmiddels vraagtekens gezet bij de bruikbaarheid en al dan niet rechtmatigheid van deze massaal vergaarde bulkdata. Sommige buitenlandse rechters sluiten inmiddels zelfs data voor bewijs uit als niet voldoende duidelijk is hoe dit materiaal verkregen is.
Nederlandse rechters zijn nog lang niet zo ver en hanteren het de gepresenteerde bulkdata gewoon voor het bewijs zonder al te veel vragen te stellen.

Prejudiciële vragen.
Nu zelfs in landen waar Nederlandse opsporingsteams verregaande (technische-) opsporingshandelingen hebben verricht en technische ondersteuning hebben geboden aan de interceptie van miljoenen berichten, beginnen nu ook Nederlandse rechters zich af te vragen of het zogenaamde vertrouwensbeginsel wel een afdoende grond vormt voor het massaal afwijzen van de verzoeken van de verdediging. Het niet (althans volstrekt onvoldoende) toetsen en onderzoeken van wat de politie nu precies heeft uitgevoerd kan gezien buitenlandse beslissingen niet zomaar meer gehanteerd worden. Als andere Europese rechters wel vragen stellen en methodes tegen het licht gaan houden kunnen Nederlandse rechters immers niet achterblijven.
Inmiddels hebben verschillende rechtbanken omvangrijke drugszaken aangehouden in afwachting van (prejudiciële) vragen (een nieuwe juridische optie) die gesteld gaan worden aan de Hoge Raad. Vragen die gaan over de omvang, aard en strekking van het zo vaak, voor afwijzing van verzoeken, gehanteerde vertrouwensbeginsel en vragen omtrent de al dan niet rechtmatigheid van de op grote schaal vergaarde miljoenen berichten.

Omtrent de vraag of er van de Hoge Raad iets positiefs valt te verwachten lopen de meningen uiteen. In het verleden heeft de Hoge Raad immers niet vaak ingegrepen in zaken waarin opsporingsinstanties hun boekje ver te buiten gingen. Vaak bleef het bij de enkele constatering van onrechtmatig handelen zonder daar ook maar enige (corrigerende) consequentie aan te verbinden. Met de enkele constatering van een vormverzuim zou volstaan kunnen worden volgens de Hoge Raad omdat vaak niet duidelijk zou zijn welk belang er geschaad zou zijn door de geconstateerde onrechtmatigheden.

Het valt te hopen dat de Hoge Raad nu eens wel een principiële uitspraak doet waar de rechtsstaat iets aan heeft en waardoor het toetsen van gehanteerde opsporingsmethoden liet langer een wassen neus blijkt te zijn.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


april 2022
Foto Mr. A.S. van der Biezen

“Hoe een geluidsopname het verschil kan maken.”

Cliënt runt sinds jaar en dag een “tuin-centrum” waar diverse soorten kweek artikelen te koop aangeboden worden. Kweekbakjes , warmte lampen en kweekschema’s vormden onderdeel van het assortiment. Nadat handhavers van de gemeente in 2015 en 2017 naar binnen waren gegaan op basis van een vermoeden van overtreding van de Opiumwet werden diverse goederen in beslaggenomen. Goederen die volgens de gemeente gebruikt zouden kunnen worden bij de kweek van hennep. Verkoop van dit soort goederen zou in strijd met de bedrijfs-vergunning zijn. Na iedere inval oordeelde de rechter vervolgens dat de goederen weer terug moesten nu deze ook voor legale kweek gebruikt kunnen worden en er geen bewijs aanwezig was voor een vermoeden dat het om Opiumwet overtredingen zou gaan. Van een strafrechtelijke vervolging was na deze invallen geen sprake aangezien het officieel slechts gemeentelijke / bestuursrechtelijke actie’s betrof.

De gemeente liet het er echter niet bij zitten en ging , na een aanscherping van de Opiumwet en nu onder begeleiding van een hele politiemacht, in 2019 nogmaals bij cliënt naar binnen, en nam (vrijwel) alles is beslag met de motivering dat de eigenaren wisten althans hadden kunnen vermoeden dat hun producten hoofdzakelijk voor de hennepkweek zouden worden gebruikt.

Na een stilte van 3 jaren , waarin een groot deel van de goederen van de rechter terug moesten, werd cliënt gedagvaard door overtreding van de Opiumwet. Inmiddels had de gemeente besloten dat de zaak per direct gesloten moest worden omdat niet aan de vergunningsverplichtingen was voldaan. Tot aan de Raad van State kreeg de gemeente haar gelijk en moest de zaak dicht blijven.

Drie jaar na de inval kwam cliënt tijdens de voorbereiding van de strafzaak met een opmerkelijke geluidsopname. Een opname waaruit bleek dat de gemeente onder valse voorwendselen (gemeentelijke handhaving) naar binnen was gegaan en er simpelweg keihard gelogen was omtrent het doel en de aard van de doorzoeking. Met een iphone bleek de eigenaar van het tuincentrum een gesprek met de leider van het “begeleidende” politieteam te hebben opgenomen. Ter zitting van de rechtbank werd het bandje afgespeeld en de rechtbank en officier kregen het navolgende te horen uit de mond van de betreffende agent:

“Ik heb overlegd met de officier van justitie ….(….) een optie is dat jullie afstand doen van alle goederen , die na inbeslagname door of sowieso vernietigd worden …daar heeft de officier al opdracht toe gegeven…. en dat als er afstand wordt gedaan er géén strafrechtelijke vervolging zal plaatsvinden. Er zal dan niet gedagvaard worden omdat de vernietiging van de goederen al sanctie genoeg is in de ogen van de officier”.

Uit het afgespeeld gesprek bleek dus duidelijk dat het niet ging om een gemeentelijke handhavingsactie maar om een goed gecoördineerde strafrechtelijke doorzoeking. Tevens bleek dat er sprake was van een (direct) van de officier van justitie afkomstige sepot toezegging. Gezien het feit dat men toch al direct alles voornemens was te gaan vernietigen was van een vrijwillige keuze mogelijkheid géén sprake. Zelden was een volstrekt misleidende (en leugenachtige-) actie zo duidelijk en helder inzichtelijk geworden voor een rechtelijk college.

De rechtbank oordeelde snoeihard en nam direct ter zitting een beslissing. De rechtbank oordeelde dat het OM het recht op strafvervolging had verspeeld en het OM werd dan ook niet ontvankelijk verklaard in haar vervolging.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


februari 2022
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Een verschrikkelijk drugsongeluk met alleen maar verliezers.

Wat een gezellig avondje zou moeten worden eindigde uiteindelijk in een nachtmerrie. Samen met 3 goede vrienden had cliënt afgesproken om ’s avonds tijdens de lockdown bij hem thuis een drankje te drinken en samen wat te blowen , gamen en film te kijken. Om de avond nog gezelliger te maken kwam men op het idee wat “zegeltjes LSD” te kopen omdat zij daar samen al eerder een leuke avond mee hadden gehad.

Cliënt regelde de drugs en de drank en de avond kon beginnen. Dat LSD niet ongevaarlijk is weten veel oudere hippies die in de jaren 60 en 70 met drugs experimenteerden toen deze bij de vrijdenkers onder ons enorm populair was.
De hedendaagse jeugd is met deze effecten niet of nauwelijks bekend waardoor LSD onder jongeren weer steeds populairder aan het worden is met alle (soms negatieve) gevolgen van dien.

Als je je wat meer verdiept in de effecten van LSD kom je op internet al gauw een artikel tegen uit 2014 waarin een dergelijk voorval beschreven wordt: (Citaat AD februari 2014) “ Een 24 jarige Utrechter is zaterdagnacht op de Uithof om het leven gekomen nadat hij onder invloed van drugs vanaf de achtste verdieping van een flat door een raam naar beneden sprong”. Een student die kennelijk onder invloed van LSD een paniek- angst aanval kreeg en vervolgens niet meer wist wat hij deed met fatale gevolgen. En zo kan je meer berichten op internet vinden. Angst en paniek , achtervolgingswaan kunnen negatieve effecten zijn met uiteindelijk fatale gevolgen voor de gebruiker zelf.

In de zaak van mijn cliënt gebeurde er op de bewuste avond echter iets geheel anders. Na onderzoek werd constateerd dat er bij cliënt een tot op heden vrijwel onbekend effect optrad waarover tot op heden nog maar weinig bekend was. Geconcludeerd werd dat er bij cliënt sprake was van een omslag van angst naar agressie een effect dat als buitengewoon zeldzaam getypeerd moet worden. Een buitengewoon zeldzaam effect dat voor cliënt niet (goed) was te voorzien.

Op de bewuste avond raakte cliënt, als gevolg van de LSD inname, in een psychose waardoor hij ieder zicht op de realiteit verloor. Als gevolg van deze, door de LSD opgewekte psychose, dacht hij dat hij door demonen werd aangevallen. Overmand door angst werd hij richting de vreemde wezens agressief met fatale gevolgen van dien.

Op verdenking van doodslag werd cliënt vervolgens in voorlopige hechtenis genomen. Zoals dat gaat in grote strafzaken volgde pro forma na pro forma en werd het technisch- forensisch dossier pas na half jaar aan de verdediging verstrekt. Vervolgens zij er door de verdediging diverse onderzoekwensen ingediend waarna de zaak naar de rechter-commissaris werd verwezen voor de uitvoering van de verzoeken. Nu na bijna een jaar in voorlopige hechtenis te hebben doorgebracht besliste de rechtbank onlangs dat nu er voorlopig géén zicht is op een inhoudelijke behandeling de voorlopige hechtenis, onder voorwaarden, diende te worden geschorst. Voorlopig mag cliënt dus zijn proces in vrijheid afwachten.

Wordt vervolgd….

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


december 2021
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Het doel heiligt (alweer) de middelen.

“ Het voorstel leidt tot een ernstige beperking van het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens omdat het gaat om zeer veel (vaak bijzondere en “gevoelige”) persoonsgegevens met vele verwerkingen die belangrijke gevolgen kunnen hebben voor betrokkenen”.

Een citaat dat zou passen bij wetgeving gemaakt door een totalitair regime waarbij de overheid de privacy regels van haar onderdanen met voeten schendt.

Maar dat is het niet. Het betreft hier een citaat uit het advies van de “Autoriteit Persoonsgegevens” over wetgeving die onze eigen volksvertegenwoordigers voornemens zijn te gaan invoeren.

Het bestrijden van zware en ernstige criminaliteit zou de invoering van de nieuw wet met de naam “Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS)” rechtvaardigen. De autoriteit persoonsgegevens onderschrijft deze zware criminaliteit doelstelling en overweegt in haar advies (d.d. 9 november 2019) , op genoemde wet, dat het voorkomen en bestrijden van ernstige en ondermijnende criminaliteit dermate belangrijk is dat ook voor de autoriteit persoonsgegevens vaststaat dat hiervoor ingrijpende inbreuken op het grondrecht op bescherming van persoonsgegevens noodzakelijk kunnen zijn.

Doel van de wet is dat verschillende (overheids- zowel als private) instellingen en organisaties de door hen verzamelde persoonsgegevens met elkaar gaan delen zodat ze een totaal beeld kunnen krijgen waarmee onderzoek en analyse verricht kan gaan worden. Als er dan “onregelmatigheden” zouden blijken uit een dergelijk onderzoek kan men een rapport opstellen dat dan vervolgens met alle partijen gedeeld wordt. Omdat politie en justitie steeds onderdeel van deze samenwerkingsverbanden uitmaakt krijgen deze , zonder enige strafrechtelijke verdenking, informatie in handen waarvoor géén ingewikkelde procedures gevolgd meer dienen te worden. De autoriteit constateert in haar rapport (blz 26/32) dat hierdoor;

“ Daarmee is de facto sprake van een grote verruiming van de strafvorderlijke bevoegdheden tot het vorderen van gegevens omdat de uitkomst en gegevens uit het samenwerkingsverband zonder vordering van strafvorderlijke autoriteiten en zonder verdenking van een misdrijf aan de strafvorderlijke autoriteiten worden verstrekt, sterker nog : de strafvorderlijke overheid zit steeds aan tafel”.

Met andere woorden uw en mijn persoonsgegevens kunnen in het kader van een zogenaamd “samenwerkingsverband” probleemloos en zonder enige concrete aanleiding gedeeld worden met politie en justitie en vervolgens door deze samenwerkingsverbanden geanalyseerd worden. Onderzoek en analyse dat buiten uw en mijn gezichtsveld om geschiedt en waartegen bezwaar maken niet mogelijk is nu in rechtsbijstand in deze wet niet is voorzien !

Zonder het “startpunt van een verdenking” loopt iedere burger , na invoering van deze wet, in beginsel het risico zonder goede gronden door de mangel van een willekeurig onderzoek gehaald te worden en loopt hij het risico dat zijn persoonsgegevens (ooit verstrekt voor een geheel ander doel) onderwerp van onderzoek worden met alle mogelijke gevolgen van dien. Als we iets hebben geleerd van de “toeslagenwet affaire” is het wel dat onterechte verdenkingen ontstaan door onjuiste analyses tot grote negatieve gevolgen voor burgers kunnen hebben. Ondanks deze zéér negatieve en desastreuze ervaringen met het delen en onjuist interpreteren van data kiest de wetgever toch voor de weg van vrijwel onbeperkte gegevensuitwisseling.

Het rechtstatelijke uitgangspunt dat burgers er in principe bij het verstrekken van hun persoonsgegevens in beginsel van uit kunnen gaan dat persoonsgegevens die voor en bepaald doel zijn verleend , vervolgens niet voor een geheel ander doel worden gebruikt, wordt door deze nieuwe wet feitelijk in de prullenbak gegooid. Ook worden er door de nieuwe wet geheimhoudingsverplichtingen voor overheidsinstanties voor een groot deel aan de kant geschoven zodat burgers er in de toekomst niet meer zeker van kunnen zijn dat er met hun persoonsgegevens vertrouwelijk wordt omgesprongen. Deze gegevens kunnen volgens de nieuwe wet immers gedeeld gaan worden met andere (nu nog gedeeltelijk onbekende) partijen die er dan hun eigen onderzeok aan kunnen gaan verrichten.

Een gigantische wijziging van de verhoudingen tussen burger en overheid.

De autoriteit persoonsgegevens (AP) constateert het volgende: “ Juist de potentieel geweldige omvang waarin het wetsvoorstel verwerking door bestaande en nieuwe samenwerkingsverbanden legitimeert van persoonsgegevens die voor andere doeleinden zijn verzameld, bovendien zonder duidelijke drempel voor activering van een verband, maakt het voorstel op gespannen voet staat met genoemde uitleg van de onschuldpresumptie en het doelbindingsbeginsel. Bovendien worden veel geheimhoudingsplichten doorbroken. Daarbij speelt ook dat politie en justitie al deelnemer zijn aan de verbanden die in de wet worden geregeld. Een en ander kan de verhouding tussen overheid en burger wezenlijk wijzigen”

Onbegrijpelijk is het dat deze wet (die nu ter beoordeling van de eerste kamer ligt) tot op heden niet tot felle maatschappelijke discussies heeft geleid en kennelijk vrij geruisloos aangenomen zal gaan worden. Kennelijk dringt het besef nog niet in de samenleving door dat straks miljoenen privacy gevoelige (persoons-) gegevens zonder enige belemmeringen en zonder enige verdenking ter beschikking komen van politie en justitie en ook nog verschillende andere (door diezelfde overheid aan te wijzen) partijen. Vrij om daarmee te doen wat hen belieft.

Hopelijk dat de politiek nog tijdig tot nader inzicht komt en het besef dat deze wet toch zo echt niet kan.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


oktober 2021
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Ennetcom, Encrochat en het onrechtmatige bulk-onderzoek.

In 2016 werden de servers van het bedrijf Ennetcom in Canada gekopieerd waardoor justitie de beschikking kreeg over miljoenen versleutelde berichten. Sinds 2016 wordt er uitvoerig onderzoek verricht naar deze “bulk data” en tracht men uit deze bulk van miljoenen berichten strafbare handelingen te distelleren. De Ennetcom data en de miljoenen buitgemaakte berichten vormen de basis van tientallen strafrechtelijke onderzoeken die inmiddels hebben geleid tot hoge gevangenisstraffen.

Het onderscheppen van bulkdata en het doorzoeken van miljoenen berichten van willekeurige en veelal onbekende individuen is een (nieuwe) opsporingsmethode waaromtrent niets bij wet is geregeld. Het onbeperkt en met een (technisch) sleepnet doorzoeken van telecom data is in strijd met uiteenlopende privacy verdragen en wettelijke bepalingen, een verweer dat inmiddels door uiteenlopende raadslieden helaas vruchteloos is gevoerd.

De weren worden telkenmale verworpen met de redenering dat aan de zoektochten van politie en justitie in de miljoenen Ennetcom berichten, en meer recent in de berichten verkregen via een “Encrochat Hack”, voorafgaande toestemming van een rechter-commissaris is verkregen.

Deze toestemming zou de legitimatie zijn waardoor de ongekende zoektocht in miljoenen privacy gevoelige berichten rechtmatig zou zijn ondanks het feit dat deze zoeking in bulkdata niet bij wet is geregeld…sterker nog juist is strijd is met vele privacy wetten.

Wettelijke bevoegdheid ontbreekt.
De rechtbank Gelderland overwoog omtrent het ontbreken van een wettelijke bevoegdheid het volgende: “ De uitvoerende macht, politie en justitie en het Openbaar Ministerie , en de rechtelijke macht moge géén nieuwe opsporingsbevoegdheden scheppen, waardoor inbreuken op rechten en vrijheden van burgers mogelijk worden . Hieronder valt ook de inbreuk op het recht van privacy. Zoals hiervoor reeds is vermeld , kent de Nederlandse wet geen bepaling die is geschreven voor de toetsing die de Canadese rechter als voorwaarde stelt aan het gebruik van Enntecom-data in andere strafzaken”.

Hoewel uiteenlopende rechtelijke colleges erkennen dat Nederlandse (strafvorderlijke-) wetgeving niet voorziet in onderzoek aan bulkdata en het dus hier feitelijk een nieuwe opsporingsmethode- / bevoegdheid betreft waarin niet bij wet voorzien is, heeft tot op heden nog géén enkele Nederlandse rechter het aangedurfd om de verregaande (buitenwettelijke-) methode als onrechtmatig te doen betitelen en het zo verkregen (onrechtmatige-) materiaal niet tot bewijs te gebruiken.

Encro-bewijs kan niet gebruikt worden volgens Berlijnse rechter.

In Europees verband beginnen zich echter steeds meer rechters te buigen over de vraag of deze “bulkdata aanpak” wel door de beugel kan en of er wel voldoende zicht is omtrent de wijze waarop deze politie onderzoeken vorm worden gegeven en uitgevoerd. Kritische buitenlandse rechters oordelen inmiddels niet meer zo gelaten als meegaande als onze Nederlandse rechters.

Op 1 juli 2021 oordeelde de rechtbank te Berlijn dat het bewijsmateriaal dat is verkregen uit een hack van Encrochat onrechtmatig is verkregen. De rechtbank oordeelt dat de Franse opsporingsautoriteiten Encro-telefoons van gebruikers in Duitsland heeft gehackt zonder toestemming van Duitse autoriteiten en dat het hier niet enkel gaat om berichtenverkeer dat is onderschept als bijvangst.

Volgens de rechter blijkt uit Franse en Britse informatie dat het onderzoek zich niet enkel richtte op het bedrijf Encrochat doch ook op alle individuele gebruikers. Een data sleepnet door data van onbekende gebruikers vergelijkbaar met de ennetcom zaken. Omdat de betrokken opsporingsdiensten , na verzoeken van de Duitse rechters, niets wilde onthullen over de precieze aard en omvang van het politie hack en de methodiek geheim moest blijven oordeelde de Berlijnse rechtbank als volgt:
“ Het Encro-bewijs kan niet tot bewijs gebruikt worden nu de rechtmatigheid van het ingezette opsporingsmiddel in Duitsland niet getoetst kan worden”.

Een eerste moedige stap om een halt toe te roepen aan een opsporingsmiddel dat niet bij wet is geregeld en waarmee nationale en internationale wet en regelgeving op het gebied van privacy en eerlijke proces met voeten worden getreden.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


juni 2021
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Ons rechtssysteem functioneert niet en moet herzien worden.

Menig lezer zal de titel van deze column op z’n mist verbazingwekkend noemen zo niet overdreven nu de Nederlander over het algemeen een rotsvast vertrouwen heeft in onze rechtsstaat. Toch moet het gezegd worden. We zitten met een niet goed, althans niet optimaal, functionerend rechtssysteem waarin, als je onschuldig bent en ten onrechte veroordeeld bent, het vrijwel onmogelijk is je recht te halen.

Wat is het geval ? Zonder enig technisch bewijs zijn op 12 december 2000 acht mannen veroordeeld voor doodslag en poging tot doodslag ten tijde van een woning inbraak. Ondanks het feit dat het overgrote deel vanaf begin af aan heeft volgehouden onschuldig te zijn hebben 2 van de verdachten onder ongeoorloofde druk van politie een bekennende verklaring afgelegd. Verklaringen die ze later weer hebben ingetrokken. De strafzaak heeft landelijke bekendheid gekregen onder de naam de “Arnhemse Villamoord”. Na hoger beroep en cassatie bleven alle veroordelingen in stand. Na jaren van procederen heeft uiteindelijk een deskundig team de zaak grondig geanalyseerd , aan de hand van de nog aanwezige verhoorvideo’s, en geconcludeerd dat er sprake was van ongeoorloofde druk (“als je niet verklaart knip ik je vinger af” en “ als je niet verklaart maak ik jou de hoofdverdachte” etc) waarbij en waardoor de kans op het afleggen van “valse verklaringen” enorm groot was. Tijdens de daaropvolgende herzieningsprocedure bij de Hoge Raad, adviseerde de commissie die het Openbaar Ministerie adviseert, dat de zaak herzien zou moeten worden en bekeken moest worden door nieuwe rechters. Tot ieders grote verbazing en zelfs ontsteltenis oordeelde de Hoge Raad dat niet voldaan was aan een formeel puntje , namelijk het vereiste van een “novum” , en dat de zaak derhalve niet inhoudelijk beoordeeld werd en de herziening dus afgewezen. Omdat reeds eerder was geklaagd over de ongeoorloofde verhoormethoden vond de Hoge Raad het nieuwe deskundigenrapport niet voldoende “nieuw” om de zaak te doen heropenen en opnieuw te laten bekijken. Niet alleen de verdediging stond met lege handen en met zwaar teleur gestelde klanten maar ook de adviescommissie van het OM stond voor schut. Immers hun advies werd door de Hoge Raad in de prullenbak gegooid en volledig genegeerd.

De voorzitter van de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken, kort genaamde de ACAS, spuide haar gal en duidelijke ongenoegen over deze toch wel bijzonder ongepaste en formalistische uitspraak van de Hoge Raad in een recent nummer van het Nederlands Juristenblad.

Citaat ACAS voorzitter Tineke Cleiren (Nederlands Juristenblad 21-5-2021- Afl.20) :

“ Een kans op herstel of ten minste een herbeoordeling van deze potentieel onveilige veroordelingen is aan de betrokkenen niet gegeven”.

De acht mannen hebben bij de Hoge Raad niet hun recht kun krijgen en hen is zelfs niet de kans gegeven op een herbeoordeling van hun zaak. Dat dit een onwenselijke gang van zaken is, volgens de ACAS blijkt helder uit de navolgende passage:

“ De kern van de herzieningsprocedure - het recht van de burger op een herbeoordeling van zijn zaak als dat is aangewezen – lijkt grotendeels uit het zicht verdwenen, terwijl deze procedure daarvoor juist is bedoeld”.

Teleurstelling en onbegrip waardoor de kern van de rechtsstaat geraakt wordt. De voorzitter van de ACAS overweegt verder dat “het recht immers in dienst behoort te staan van degenen die moeten kunnen rekenen op bescherming , waaronder burgers die mogelijk ten onrechte zijn veroordeeld”. En aan dit uitgangspunt is in de Arnhemse Villamoord volgens de commissie niet voldaan. Zij noemt dit niet alleen “zorgelijk ten opzichte van de verzoekers van wie potentieel onveilige veroordelingen in stand zijn gebleven , maar ook zorgelijk in het licht van het vertrouwen van de burger in de rechtspraak”. Beschaafde en weloverwogen woorden waaruit de leek, de gewone burger , kan opmaken dat zelfs de rechtsgeleerde dames en heren die het kunnen weten teleur gesteld zijn in ons rechtssysteem en de gang van zaken als zorgelijk typeren. Een helaas juiste en verontrustende constatering !

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


april 2021
Foto Mr. A.S. van der Biezen

De Arnhemse Villamoord een schandvlek voor ons strafproces.

Niet snel zal ik de zitting in de Arnhemse Villamoord in augustus 1999 bij de rechtbank te Arnhem vergeten toen één van de verdachten over de tafel sprong en ongehinderd op de getuige , tevens verdachte, begon in te beuken. “Leugenaar, vuile leugenaar” …werd er door de aanvaller luid door de zittingszaal geroepen terwijl hij op het hoofd en gezicht van de getuige aan het stompen was tot bloedens toe. Gevoelsmatig duurde het een eeuwigheid totdat de parketwachters de slaande verdachte tegen de grond hadden gewerkt en hem in de boeien hadden geslagen en afgevoerd, einde zitting.

Tijdens de zittingen daarna was de bewaking extreem en stond er achter iedere verdachte een politieagent. Dit liet de rechtbank zich géén tweede keer welgevallen….de toon in de zaak was gezet. Wie had ooit kunnen bedenken dat de woorden “leugenaar , leugenaar….” door een deskundige van naam in 2014 zouden worden bevestigd en dat de Hoge Raad zich in april 2021 , ruim 20 jaar na het gebeuren , definitief zou moeten uitspreken over de vraag of dit één van de grootste gerechtelijke dwalingen van de Nederlandse geschiedenis is of niet.

Dankzij het nog bestaan van alle 160 videobanden met daarop honderden uren audio- en beeld materiaal van alle verhoren was rechtspsycholoog Han Israëls, met een door hem samengesteld team, in staat een gedegen onderzoek uit te doen voeren naar de ontstaanswijze van de bekennende verklaringen die hebben geleid tot de veroordeling van 9 mannen tot langdurige gevangenisstraffen. Omdat ieder technisch bewijs ontbrak, en nog steeds ontbreekt, voor de betrokkenheid van mijn cliënt bij de moord op de villabewoonster en de poging tot moord op haar beste vriendin vormde de zogenaamd bekennende verklaringen het enige bewijs waarop deze veroordeling(en) berustte.

In het boek “ De Arnhemse Villamoord, valse bekentenissen, dat is geschreven naar aanleiding van genoemd deskundigen onderzoek komen schokkende passages naar voren die de ongeoorloofde druk tijdens de verhoren typeren:

“ Ben jij de moordenaar ?”

“ Nee”

“ Nou, haal die baard er maar eens af, je lijkt er toch perfect op, of niet ?”’

En een stukje verder:

“ Want alleen wij kunnen bewijzen of jij binnen bent geweest of niet ! Wij kunnen bewijzen of jij twintig jaar gevangenisstraf moet hebben , of twee jaar ! Of misschien minder, of misschien meer, dat weet ik niet, ik ben geen rechter. Dat kunnen wij alleen maar voor jou doen en daarvoor zitten wij nu hier ! En nog presteer je het om te liegen. Ik ga hier weg, ik loop nu weg, je mag van mij nog even doorgaan maar alsjeblieft zeg de waarheid, als je hun weer voor zit te liegen scheid ik er uit en haal ik die baard eraf en dan pak ik de compositietekening en zeg ik: hier heb je de moordenaar !”

“ Wil je dan dat wij aantonen , ja, wil je dan graag dat wij aantonen dat jij niet de moordenaar bent of niet ? Moeten wij je helpen of niet ?”

“ Ja ik ben geen moordenaar”.

De psychisch kwetsbare verdachte bezwijkt vervolgens onder deze evident ongeoorloofde druk en verklaart alles wat de politie maar wil horen. Als er vervolgens details niet kloppen, zoals type en kleur van voertuigen worden de details vervolgens verstopt in vragen zodat het uiteindelijke verhoorresultaat overeenkomt met de feiten. Tijdens een van de vele procedures, in 2002, wordt door een vertegenwoordiger van het openbaar ministerie Advocaat-Generaal Jörg ,in een van de processtukken omtrent dit verhoor , het volgende standpunt ingenomen:

“ Een dergelijke wijze van verhoren is niet, zoals het hof in haar arrest had geschreven , “wellicht minder professioneel” , maar ronduit onprofessioneel , ontoelaatbaar en onrechtmatig.

Onprofessioneel , ontoelaatbaar en onrechtmatig doch volgens deze AG kan de veroordeling gewoon in stand blijven. En zo geschiedde ook. Cassatie werd door de Hoge Raad afgewezen en de veroordeling bleef gewoon in stand.

Advies ACAS.
En de geschiedenis herhaalt zich. Ook de laatste jaren heeft de Hoge Raad ervoor gekozen om de opsporing niet te veel in de wielen te rijden en vooral niet kritisch te staan tegenover ‘grensoverschrijdende opsporing’. Van enig corrigerend effect is géén sprake meer. In de lagere rechtspraak is er op het punt van ‘correctie’ soms een lichtpuntje te ontdekken. Zo oordeelde de rechtbank te Groningen half december vorig jaar in een omvangrijke antibioticazaak, waarmee ik nu al jaren bezig was, dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard diende te worden nu zij haar boekje te buiten was gegaan bij het runnen van informanten. De rechtbank oordeelde na een verwijzing van de Hoge Raad dat: ‘De vermenging van werkzaamheden en bevoegdheden bemoeilijkt in ernstige mate het doen van onderzoek naar de rechtmatigheid van de start van het onderzoek. Gelet op hetgeen de rechtbank hierover uiteen heeft gezet, ziet zij geen mogelijkheden om de verdediging compensatie te bieden voor het eerder door het Hof vastgestelde ernstige vormverzuim…en verklaart het OM derhalve niet ontvankelijk in de vervolging.’ Wellicht gloort er dus nog licht aan het einde van de tunnel. (Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat in ‘s-Hertogenbosch)

Jaren later , en na een nieuw deskundigen onderzoek alsmede nieuwe verhoren waarin een getuige toegeeft onder druk gelogen te hebben, wordt er door mij in samenwerking met collega advocaten om heropening van het onderzoek verzocht. Naar aanleiding van onze verzoeken wordt in opdracht van het openbaar ministerie de Adviescommissie Afgesloten Strafzaken ingeschakeld die in 2018 de navolgende conclusies trekken en advies uitbrengen aan het OM;

“ De Commissie heeft (onder meer) moeten vaststellen dat bekennende getuige/verdachte A. en S. niet uit eigen beweging met specifieke daderwetenschap zijn gekomen, dat zij daarentegen op relevante onderdelen zijn “gevoed” met daderinformatie door de verhorende verbalisanten, dat met name A. ook in zijn bekennende verklaringen uitlatingen heeft gedaan die aantoonbaar onjuist zijn……dat er tijdens de verhoren structurele druk is uitgeoefend …en dat er verhoortechnieken zijn toegepast die de kans op onjuiste veroordelingen vergroten”.

Een conclusie die volstrekt duidelijk is. Ongeoorloofde druk die de kans op vals bekentenissen hebben vergroot. Gecombineerd met het uitvoerige deskundigen rapport zou je zeggen dat de zaak rijp is voor de vuilnisbak.

Maar nee, ondanks de harde conclusies van alle deskundigen, inclusief het eigen advies orgaan van datzelfde OM stelt de AG bij de Hoge Raad simpelweg dat andere rechters, die kennis van al deze nieuwe informatie hadden gehad wellicht tot een vrijspraak waren gekomen, doch dat dit alles géén “novum” oplevert en dat de uitspraken gewoon in stand moeten blijven. Onbegrijpelijk en onacceptabel in een rechtstaat die goed zou moeten functioneren.

Op 20 april 2021 zullen we te horen krijgen of de Hoge Raad der Nederlanden deze schandvlek ( een zaak waarin door ongeoorloofde en onrechtmatige druk op psychisch zwakke personen valse bekentenissen zijn afgedwongen en waarbij er géén sprake is van enig technisch bewijs) gaat herzien of niet.

Wat denkt U ? Functioneert onze rechtstaat ?

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


februari 2021
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Is de rechtsstaat er voor de burgers ?

Een schokkend en beangstigend beeld

’s-Hertogenbosch - Een grondbeginsel van onze rechtsstaat is dat zowel bij het maken als bij het uitvoeren van wetten zoveel mogelijk rekening gehouden moet worden met de belangen van burgers. Dat onze overheid echter jarenlang dit grondbeginsel met voeten heeft getreden door onschuldige burgers ten onrechte te beschuldigden van fraude en jarenlang keihard ten onrechte te behandelden als criminelen is zondermeer verbijsterend en verontrustend te noemen. Dit zorgwekkende beeld van onze rechtsstaat komt naar voren in het rapport van de Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag met de veelzeggende naam ‘Ongekend onrecht’.

Over de rol en het functioneren van onze rechtelijke macht, door de samenleving ingehuurd en aangesteld als hoeders van onze rechtsstaat, concludeert de commissie als volgt;
...dat ook de (bestuurs)rechtspraak jarenlang een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het in stand houden van de niet dwingend uit de wet volgende, spijkerharde uitvoering van de regelgeving van de kinderopvangtoeslag. Daarmee heeft de bestuursrechterspraak zijn belangrijke functie van (rechts) bescherming van individuele burgers veronachtzaamd. De commissie is met name geraakt door het (tot in oktober 2019) wegredeneren van algemene beginselen van behoorlijk bestuur, die zouden moeten dienen als stootkussen en beschermende deken voor mensen in nood.’

Schokkend en beangtigend
Rechters die burgers géén bescherming bieden tegen onze eigen almachtige overheid. Een schokkend en beangstigend beeld. De commissie constateert vervolgens dat de betrokken individuen géén schijn van kans hadden om hun recht te halen. ‘Door deze optelsom van onvermogen om recht te doen aan het individu, hebben ouders jarenlang geen schijn van kans gehad. De commissie is gedurende haar werkzaamheden eerst met verbazing en uiteindelijk met diepe verontwaardiging tot dit besef gekomen. Zij doet een dringend beroep op alle betrokken staatsmachten om bij zichzelf te rade te gaan hoe in de toekomst herhaling kan worden voorkomen en hoe het ontstane onrecht kan worden rechtgezet.’

Moedige en gedurfde conclusies die glashelder zijn. De overheid, inclusief de rechterlijke macht, krijgen in dit vernietigende rapport de opdracht om rechten van burgers in de toekomst beter te beschermen en te respecteren. Conclusies die doen denken aan het rapport van de commissie van Traa, waarin ook te lezen viel dat de overheid de regels en grondbeginselen van het recht beter in acht diende te nemen. Naar aanleiding van een ‘crisis in de opsporing’ werd toen een parlementaire enquête gehouden waarin de gehele strafrechtketen tegen het licht werd gehouden. Ook toen al werd de passieve houding van de rechter bekritiseerd. Te lezen viel in het eindadvies:
‘Het inzicht van de zittende magistratuur in het gebruik van opsporingsmethoden is over het algemeen gering. Te vaak heeft de rechter een te passieve rol gespeeld bij de beoordeling van gebruikte opsporingsmethoden. CID-operaties zijn nauwelijks door de rechter beoordeeld. De Hoge Raad heeft, zo is de indruk van de commissie, in zijn jurisprudentie de praktische weg gekozen om de opsporing niet te veel in de wielen te rijden.’

Corrigerend effect
En de geschiedenis herhaalt zich. Ook de laatste jaren heeft de Hoge Raad ervoor gekozen om de opsporing niet te veel in de wielen te rijden en vooral niet kritisch te staan tegenover ‘grensoverschrijdende opsporing’. Van enig corrigerend effect is géén sprake meer. In de lagere rechtspraak is er op het punt van ‘correctie’ soms een lichtpuntje te ontdekken. Zo oordeelde de rechtbank te Groningen half december vorig jaar in een omvangrijke antibioticazaak, waarmee ik nu al jaren bezig was, dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard diende te worden nu zij haar boekje te buiten was gegaan bij het runnen van informanten. De rechtbank oordeelde na een verwijzing van de Hoge Raad dat: ‘De vermenging van werkzaamheden en bevoegdheden bemoeilijkt in ernstige mate het doen van onderzoek naar de rechtmatigheid van de start van het onderzoek. Gelet op hetgeen de rechtbank hierover uiteen heeft gezet, ziet zij geen mogelijkheden om de verdediging compensatie te bieden voor het eerder door het Hof vastgestelde ernstige vormverzuim…en verklaart het OM derhalve niet ontvankelijk in de vervolging.’ Wellicht gloort er dus nog licht aan het einde van de tunnel. (Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat in ‘s-Hertogenbosch)

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


december 2020
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Verzwijgen van privacy schendingen

Regelmatig kunnen we op de televisie of in de krant getuige zijn van stoer en doortastend politie optreden gericht op het bestrijden van de georganiseerde misdaad. Rennende en zwaar bewapende politie agenten die een woning doorzoeken , mensen arresteren of eenheden die op straat een voertuig stoppen en de inzittenden met veel geweld arresteren. We zien het steeds vaker in documentaires of in programma’s die als doel hebben het adequate justitie optreden aan het volk te tonen.

Advocatuur aan banden gelegd.
Terwijl de advocatuur , in haar uitingen naar de pers, bijna volledig aan banden is gelegd is de tendens dat het openbaar ministerie zich daarentegen steeds meer en steeds openlijker in een vroeg stadium (terwijl vaak de beperkingen voor cliënt en diens advocaat nog lopen !) uit omtrent personen en verdenkingen en daarbij niet schroomt zaken kleurrijk in beeld te brengen. Terwijl de advocaat maar dient te zwijgen omtrent publiekelijk geuite aantijgingen jegens zijn cliënt.

Wat ik mij dan altijd afvraag , kijkend naar een dergelijk programma , is hoe het gesteld is met de privacy van de personen wiens huis en/of bedrijf in beeld komen, en hoe de als beweerdelijke oplichter gepresenteerde persoon (in het bijvoorbeeld gelijknamige programma) , verder door het leven moet gaan na een dergelijke presentatie. Maar ook de vraag: wie heeft dit geregeld en in elkaar gedraaid ? Waar komt die pers of documentaire maker ineens vandaan ? Wie heeft hem of hen op de hoogte gebracht ? En kan dit zomaar ?

Publieke schandpaal.
De rechtbank Rotterdam heeft onlangs in een uitspraak helder aangegeven wat rechters van een dergelijke “’publiekelijk schandpaal” vinden. Tijdens de behandeling van een (fraude-) strafzaak voor die rechtbank bleek dat het openbaar ministerie , in de persoon van de hoofdofficier van justitie van het functioneel parket , een “mediacontract” had getekend met een documentaire maker met als doel één specifieke fraudezaak van nabij te volgen en daarover een programma te maken.

De filmploeg werd vervolgens, door het OM, uitgenodigd om tijdens doorzoekingen van diverse horeca gelegenheden te komen mee- kijken en alles te doen filmen. De verdediging werd van deze hele gang van zaken (aanvankelijk) onwetend gelaten. Eigener beweging liet het OM daarover niets los. De verdediging stelde zich terecht op het standpunt dat hier sprake was van een “flagrante schending van de privacy” waardoor belangen van hun cliënten waren geschaad.

Naam, adres, woonplaats en beelden van personen.

Standpunt rechtbank:

“ Het laten “meelopen” van de documentairemakers met het politieonderzoek heeft noodzakelijkerwijs meegebracht dat deze bekend werden met informatie uit de opsporing in de zaken tegen de verdachten. Uit het proces-verbaal van bevindingen van de officier van justitie moet worden afgeleid dat de documentairemakers onder andere naam, adres, woonplaats , aard van de verdenkingen en herkenbare beelden van de verdachte natuurlijke personen hebben verkregen. “

De rechtbank overweegt vervolgens dat alle hier genoemde gegevens persoonsgegevens betreffen die in het kader van de uitvoering van de politietaak zijn verkregen en dat het daarmee “politiegegevens” in de zin van de Wet politiegegevens (Wpg) betreft die niet zomaar aan derden verstrekt mogen worden. Met het verstrekken van deze vertrouwelijke persoonsgegevens aan willekeurige derden (niet belast met de opsporing) en dus buiten de wet (Wpg) om wordt een inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachten / personen hetgeen een ernstige schending oplevert van het in artikel 8 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Verder overwoog de rechtbank dat de documentaire makers ongeclausuleerd en onbeperkt in de gelegenheid waren mee te kijken terwijl opsporingshandelingen werden verricht, waardoor opsporingsgegevens werden verstrekt op het moment dat zij werden verzameld en dat er zodoende géén afzonderlijke afweging plaatsvond en kon vinden of deze gegevens wel geschikt waren om te worden versterkt aan derden en of dat delen wel voldeed aan de eisen van een “zwaarwegend belang “ .(een argument waardoor delen met een derde van gegevens binnen de wet (Wpg) toch gerechtvaardigd zou kunnen zijn).

Officier tracht het vormverzuim geheim te houden tot ná de zitting
De rechtbank constateerde dat de officier van justitie met opzet getracht heeft het bestaan van de documentaire, en daarmee de ongeoorloofde verstrekkingen van gevoelige persoonsgegevens, buiten het dossier heeft willen houden. De rechtbank stelt dat uit een bericht is gebleken dat de officier het bestaan van de documentaire geheim wilde houden tot na afloop van de inhoudelijke zitting. De rechtbank citeert vervolgens de boven water gekomen berichten:

“ vrees is dat hij de verdachte informeert (de) rechterlijke procedure wordt opgebroken. We moeten dus nadenken hoe hiermee om te gaan”. “ Wij moeten verdachten informeren , maar indien we dit doen voor er een vonnis ligt in eerste aanleg , zal de verdachte het kenbaar maken aan de rechtbank en dan is de kans groot dat de rechter geen uitspraak doet, maar de zaak zal heropenen voor nieuw onderzoek. Dan komt er dus geen uitspraak. Een termijn van één maand ná de uitspraak lijkt ons redelijk”.

De rechtbank velt een hard oordeel zonder enig gevolg.

Vervolgens stelt de rechtbank dat een streven tot misleiding van de rechtbank en de verdediging door het openbaar ministerie een ernstig verzuim is. Tevens oordeelt de rechtbank dat door de officier van justitie de integriteit van het strafgeding in gevaar is gebracht door te trachten de verdediging te weerhouden van het voeren van verweren omtrent de documentaire en de daarme ongeoorloofde verstrekking van persoonsgegevens van hun cliënten.

Terwijl het OM, volgens de rechtbank, dus actief heeft gepoogd zaken geheim te doen houden waardoor de verdediging in haar werk en belang werd geschaad wordt er aan deze constatering geen rechtsgevolg verbonden, enkel vanwege het feit dat deze actieve misleiding uiteindelijk toch boven tafel is gekomen. Een niet integer handelend OM wordt niet op de vingers getikt en wordt op géén enkele wijze gecorrigeerd, waarmee maar weer eens duidelijk wordt dat in de hedendaagse rechtspraak het niet veel uitmaakt hoe de overheid met haar opsporingstaak en verregaande bevoegdheden omgaat.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


oktober 2020
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Onrechtmatige opsporing: het mag niet langer zonder consequenties blijven.

Processen verbaal die niet blijken te kloppen. Opzettelijk achterhouden van ontlastende stukken. Het spreken van onwaarheden en/of onvolkomenheden door verbalisanten tijdens verhoren. Het tappen en het verrichten van opsporingshandelingen zonder de vereiste juridische grondslag. Het inschakelen van burgers bij de opsporing zonder dat dat ook maar in enig proces-verbaal vermeld staat. Het vervolgens verzwijgen van deze opsporingshandelingen.

Het doel heiligt de middelen.
Het zijn allemaal onrechtmatige (opsporings-) handelingen die zich de laatste jaren niet alleen in mijn strafrechtpraktijk hebben voorgedaan doch ook in vele andere door collega’s behandelde strafzaken. Handelingen die simpelweg het juridische daglicht niet kunnen verdragen en die desondanks door overijverige opsporingsambtenaren gewoon zijn ingezet met de kennelijk achterliggende gedachte dat het doel de middelen wel heiligt.

Een praktijk die bij veel advocaten en natuurlijk cliënten woede en frustratie heeft opgewekt omdat het simpelweg niet houden aan de wet door overheidsinstanties, en het niet sanctioneren van dit soort onrechtmatig gedrag als zeer “unfaire” wordt ervaren en indruist tegen het rechtvaardigheidsgevoel van een ieder. De overheid, en als onderdeel daarvan de politie, zou de burger immers moeten kunnen vertrouwen als zijnde de hoeder van haar eigen wetten.

Maar door aangescherpte wetgeving en door juridisch creatieve redeneringen van ons hoogste rechtscollege de Hoge Raad vindt er feitelijk géén correctie maar plaats op overheidsoptreden dat niet door de beugel kan.

Zo dient een advocaat in hedendaagse strafrechtelijke procedures , bij niet navolging van wettelijke bepalingen door opsporingsambtenaren, aan te tonen welke norm is geschonden en hoe door het schenden van die norm cliënt in enig belang is geschaad en nadeel heeft ondervonden. Per geval moet dus uitgebreid gemotiveerd waarom onrechtmatig overheidsoptreden enige consequentie zou moeten hebben in een strafzaak.

Als dan al ( vaak met veel moeite door toedoen van tegenwerking van politie en OM) aangetoond is dat er onrechtmatig is gehandeld heeft de rechter nog de mogelijkheid om het vormverzuim cq de onrechtmatigheid te constateren zonder daar echter enige consequentie aan te verbinden.

Géén corrigerend effect.
Het gevolg is dat aan het niet handhaven en volgen van de wet door opsporingsambtenaren in negen van de tien keer géén enkele consequentie verbonden wordt. Vrijwel géén enkel corrigerend effect kent ons strafrechtelijk systeem zodoende. En dat is een slechte zaak.

Gloort er licht aan het einde van de tunnel ?
De geschiedenis heeft ons geleerd dat iedere periode van harde aanpak en stringent beleid wordt gevolgd door een periode van nuancering en het leren van gemaakte fouten. Zo is het gegaan met de “groei informant” wat is uitgemond in een “crisis in de rechtspraak” en een daaropvolgend verhelderend rapport van de commissie van Traa. Een periode waarvan men nu terugkijkend bar weinig heeft geleerd.

Nu is de wetgever momenteel bezig met een “modernisering van het Wetboek van Strafvordering” het wetboek waarin de opsporing nader geregeld is. Een prima moment om de opsporing eens goed onder de loep te nemen en te analyseren hoe goed en/of hoe slecht onze strafrechtelijke procedures eraan toe zijn.

De minister van Justitie en Veiligheid schrijft in zijn contourennota het volgende: “ De naleving van de geldende voorschriften door de in de strafvordering betrokken autoriteiten essentieel voor de legitimiteit van het vertrouwen in het strafvorderlijk overheidsoptreden” . Mooie woorden waarbij hij tevens aankondigde dat hij nader zou laten onderzoeken “ of die naleving in het bestaande samenstel van intern, extern en rechterlijk toezicht adequaat en systematisch wordt gecontroleerd en gestimuleerd”. Hoopgevend is verder dat als reden voor herziening van artikel 359a SV (het belangrijkste artikel als we het hebben over gevolgen van onrechtmatig overheids- optreden /opsporing) wordt aangegeven dat het huidige artikel “betrekkelijk vrijblijvend” is geformuleerd en dat dat de conceptwetgever thans minder juist voorkomt. Tevens wordt daarbij opgemerkt dat het de rechter vrij staat in concreto enig rechtsgevolg aan de geconstateerde onrechtmatigheid te verbinden. Deze huidige vrijblijvende gang van zaken , waarbij de rechters dus vaak kiezen om niets te doen, acht de nieuwe wetgever dus onwenselijk. Een hoopvol standpunt. Gebleken is immers dat we het van enig corrigerend effect van de rechtspraak in de hedendaagse opsporing niet moeten hebben. Terecht dat de wetgever dus nu gaat ingrijpen in deze vrijblijvende en bijna laks te noemen houding van de rechterlijke macht in reactie op onrechtmatig overheidsoptreden. Een houding die vrijwel de gehele strafrechtadvocatuur reeds sinds jaar en dag een doorn in het oog is.

Maar niet te vroeg gejuicht de wetsvoorstellen omtrent bewijsuitsluiting en niet ontvankelijkheid bij onrechtmatig overheidsoptreden zijn nog vers en onderwerp van discussie. Afwachten of de wetgever knopen durft door de hakken en duidelijke lijnen durft uit te zetten waardoor aan onrechtmatig overheidsoptreden eindelijk consequenties verbonden gaat worden en men in de opsporing niet zomaar meer z’n gang kan gaan.

We gaan het zien.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


augustus 2020
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Is de Mr. Big Methode een ontoelaatbare undercover operatie ?

Over die specifieke vraag heeft de Hoge Raad der Nederlanden helaas géén uitsluitsel gegeven in haar recente uitspraak. Volgens de Hoge Raad hangt het van de omstandigheden van het individuele geval af of de tijdens zo’n undercover operatie verkregen verklaring tot bewijs mag dienen.

De Mr Big Methode:
In een jaren lopende undercover operatie hebben opsporingsambtenaren cliënt betrokken bij hun fictieve al dan niet legale beveiligingsbedrijf om zo een vertrouwensband op te bouwen. Voorwaarde om in dienst te komen was dat verdachte openheid van zaken zou geven omtrent verdenking inzake betrokkenheid bij de dood van zijn vrouw. Cliënt, die net ontslagen was en met flinke (belasting-) schulden kampte, bleef echter iedere betrokkenheid bij het overlijden van zijn vrouw ontkennen. Toen bleek dat hij financieel ten onder zou gaan zou hij gezegd hebben dat hij de moord gepleegd zou hebben. Althans dat valt te lezen in de summiere processen-verbaal die de undercovers hebben opgetekend van de gesprekken met cliënt. Opzettelijk, om de methodiek geheim te houden, ontbreken audio- en/of video opnames van de undercover operatie. Simpelweg omdat men daarvoor gekozen heeft.

Verklaringsvrijheid ?
De Hoge Raad stelt dat voor de beoordeling van de vraag “of de verklaring niet is verkregen in strijd met zijn verklaringsvrijheid” het volgende van belang is; (1) het verloop van het opsporingstraject, (2) de door de verdachte ingenomen proceshouding met betrekking tot de verdenking, (3) de mate van (psychische) druk die in het traject op de verdachte is uitgeoefend, (4) de mate en de wijze van binnen dat traject toegepaste misleiding van de verdachte en (5) de bemoeienis die opsporingsambtenaren hebben gehad met de inhoud van (wezenlijke onderdelen van) de door de verdachte afgelegde verklaring.

Om al deze vragen goed te kunnen beantwoorden dient er volgens de Hoge Raad sprake te zijn van een “nauwkeurige verslaglegging” . En in de zaak van de “Kaatsheuvelse moord” is tijdens uitvoerige verhoren van de undercovers gebleken dat zéér veel juist niet is opgeschreven ter bescherming van de undercover technieken. Alle elementen die cliënt op financieel vlak dienden te overtuigen zijn systematisch uit de verslagen gelaten. Géén opsomming van peperdure auto’s , géén weergave van de voorgespiegelde levensstijl ..nee niets van dat alles. Opvallend tijdens de verhoren was verder het complete gebrek aan geheugen bij de verbalisanten. Bijna op géén enkele inhoudelijke vraag kwam een helder en gedetailleerd antwoord. Vage uitspraken gevolgd door een chronisch gebrek aan herinnering kenmerkte de verhoren. Ronduit een stuitende vertoning.

En dan moet het oordelende college het doen met summiere en onvolledige verslagen. De Hoge Raad overweegt dan ook op dit punt terecht dat het de voorkeur verdient de communicatie auditief of audiovisueel vast te leggen.

Als dat allemaal niet is gebeurd, zoals in de zaak van de Kaatsheuvelse moord het geval is, zal het Hof moeten onderzoeken of de verslaglegging deugdelijk is. En als daar sprake van is dan dient op basis van die verslagen gekeken te worden of er géén ontoelaatbare druk op verdachte gezet is om tot een bekennende verklaring te komen. Allemaal vragen die beantwoord moeten gaan worden wil er sprake kunnen zijn van een veroordeling.

Canadese rechtspraak:
In Canada, waar de discutabele Mr Big methode is ontwikkeld en vaker is toegepast , is gebleken dat het risico op “valse en uitgelokte bekentenissen” bij deze methode groot is. Meerdere gedragsdeskundigen hebben zich in de loop der jaren inmiddels uitgesproken tegen de gehanteerde methode. Geconcludeerd wordt dat Mr Big operaties kunnen uitmonden in misbruik van macht en dat de feitenrechter een onderbouwde bewering van de kant van verdachte nauwkeurig dient te onderzoeken.

Omdat in de gehanteerde methode het “misbruik maken van een kwetsbare positie van verdachte ” een risico factor vormt waardoor valse bekentenissen kunnen worden afgelegd zijn door de Canadese rechter eisen gesteld aan de toelaatbaarheid van het door deze methode verkregen (bewijs-) materiaal. Uitgangspunt is dat een bekentenis verkregen door de Mr Big methode in beginsel gewantrouwd moet worden en niet zomaar bruikbaar is als bewijs. Uitgangspunt is dus dat het in principe niet toelaatbaar voor bewijs is. Echter daar is één uitzondering op. Wanneer de overheid aantoont dat de bewijswaarde zwaarder weegt dan het gevaar voor vooringenomenheid kan de verklaring tot bewijs dienen. Concreet betekent dat dat in gevallen waarbij de bekentenis nieuwe en unieke daderinformatie bevat, welke aanleiding geeft tot nader onderzoek, de verklaring als bewijs gehanteerd kan worden. Niet bruikbaar…tenzij is de redenering.

De Hoge raad heeft inmiddels in 2 zaken waarin de Mr Big methode is toepast geoordeeld dat de veroordelingen niet in stand kunnen blijven en dat het gerechtshof zich opnieuw over de zaken zal moeten buigen. De vraag is nu welk toetsingskader door het Hof gehanteerd zal gaan worden en of het Hof de processen-verbaal voldoende accuraat achtten om de voornoemde vragen te kunnen gaan beantwoorden.

Wordt vervolgt...

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


mei 2020
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Zijn de “fishing expeditions” van justitie wel rechtmatig ?

Onlangs gaf een justitie medewerker in een interview aan dat opsporingsambtenaren inmiddels meer dan 5 miljoen berichten hebben aangetroffen op verschillende in beslaggenomen servers en dat men nog jaren vooruit kan met het analyseren van deze gegevens. Op basis van die verkregen data zullen nog vele personen vervolgd gaan worden is de verwachting van justitie.

Meer dan 5 miljoen berichten. Een enorme databank waarmee justitie alle kanten op kan. Gegevens niet alleen van vermeende criminelen doch ook van talrijke (onschuldige) burgers, die géén verdachten zijn, en dat ook nimmer zullen worden omdat ze simpelweg niets misdaan hebben. Het doorzoeken en analyseren van hun gegevens , doorzoeken van gehele servers, levert een ongekende privacy schending op (schending van fundamentele rechten) die zonder gedegen wettelijk kader gewoonweg niet kunnen en mogen. De grote vraag die nu in veel strafzaken naar voren komt is of justitie met het klakkeloos grasduinen in deze schier oneindige gegevensberg niet buiten haar boekje gaat en dus onrechtmatig handelt ?!

Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien.

Onlangs oordeelde de rechtbank in een vonnis omtrent de zoektocht in de Canadese (Ennetcom-) server het volgende
“Met de verdediging en de officieren van justitie stelt de rechtbank vast dat het Wetboek van Strafvordering, noch enige andere wet, een procedure kent tot het afgeven van een machtiging, zoals door de Canadese rechter wordt geëist.”
Artikel 1 Sv luidt:
“Strafvordering heeft alleen plaats op de wijze bij de wet voorzien”. In deze bepaling is het legaliteitsbeginsel voor het strafprocesrecht vastgelegd. De overheid wordt bij het maken van inbreuk op vrijheden of rechten van haar burgers gebonden aan de wet. De uitvoerende macht, politie en het Openbaar Ministerie, en de rechterlijke macht mogen geen nieuwe opsporingsbevoegdheden scheppen, waardoor inbreuken op rechten en vrijheden van burgers mogelijk worden. Hieronder valt ook de inbreuk op het recht op privacy. Zoals hiervoor reeds is vermeld, kent de Nederlandse wet geen bepaling die is geschreven voor de toetsing die de Canadese rechter als voorwaarde stelt aan het gebruik van Ennetcom-data in andere strafzaken”.

Speciaal analyseteam.

Dat er bij dit soort opsporing (het doorzoeken van gehele servers) sprake is van grootschalige, systematische en gecoördineerde inbreuk(en) op rechten en vrijheden van burgers is voor iedere jurist evident. Doorzoeken en analyseren van data niet alleen gericht op specifieke verdachten cq dossiers waarvoor de inbeslagname bedoeld was…nee ook ver daarbuiten! Hoewel het OM steevast blijft ontkennen dat er sprake zou zijn van een buitenwettelijke fisching-expedition heeft een Advocaat-Generaal in één van mijn dossier onlangs het volgende bevestigd:

“ Voor de volledigheid door het OM is gezegd dat het is voorgekomen dat het analyseteam aan opsporingsteams in het land informatie gaf om die andere teams in staat te stellen een plan van aanpak op te stellen en aan de RC een machtiging te vragen voor een zoekslag in de totale Ennetcomdata met een of meer zoektermen”.

“Wat ook is gebleken, is dat het analyseteam dan aangaf of het wel of geen zin had’ Een door een speciaal politieteam gecoördineerde “fishing-expedition” om te bekijken of de server nog iets oplevert voor andere zaken cq andere mogelijk nieuwe verdachten. Verregaande opsporing en informatie uitwisseling die niet bij wet geregeld is en die indruist tegen de restricties die door de Canadese rechter is gesteld.

Tot op heden heeft echter vrijwel ieder oordelend college in Nederland geoordeeld dat er met een machtiging van de rechter-commissaris niets aan de hand is en dat de verkregen data gewoon gebruikt kunnen en mogen worden als (wettig-) bewijsmiddel en/of als steunbewijs. Een standpunt dat nu ter beoordeling ligt van verschillende gerechtshoven in den lande.

Wat de Nederlandse rechtspraak er ook van zal gaan vinden het Europese Hof voor de Rechten van de Mens heeft bij een vergelijkbare gang van zaken Rusland veroordeeld wegens het handelen in strijd met de mensen rechten. Het EHRM oordeelde en overwoog als volgt:

“De Grote Kamer stelt voorop dat de verzoeker gerechtigd was te claimen dat hij slachtoffer was van een schending van het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) , ook al was hij niet in staat te betogen dat hij onderwerp was van een concrete aftap-maatregel. Gelet op de geheime aard van de aftapmaatregelen, het feit dat deze alle gebruikers van mobiel telefoonverkeer hebben geraakt , alsmede het gebrek aan rechtsmiddelen op nationaal niveau, overwoog het Hof dat verzoeker niet hoefde aan te tonen dat hij het risico liep dat zijn telefoonverkeer werd afgetapt. Nu het nationale systeem géén effectief rechtsmiddel bood aan personen die vermoedden dat zij onderwerp waren van geheim tappen , vormde de in geding zijnde wetgeving zelf een inbreuk op het recht van verzoeker zoals beschermd in artikel 8 EVRM”.

Net als Nederland in de onderhavige casus hanteerde Rusland een niet (cq niet goed) bij wet geregeld opsporingsmiddel waarmee (verregaande) inbreuk op de privacy van burgers werd gedaan. Het Europese Hof oordeelde dat dit een onrechtmatige inbreuk op rechten van burgers vormde en derhalve onrechtmatig was.

Arthur van der Biezen
Strafrechtadvocaat.


maart 2020
Foto Mr. A.S. van der Biezen

De AVG ….wat doet de overheid er mee?

Sinds 25 mei 2018 is de Wet bescherming Persoonsgegevens overgegaan in de Algemene Verordening Gegevensbescherming. (kort : AVG) Europese regelgeving die versterking en uitbreiding van privacy rechten van burgers betreft en bij overtreding tot sancties van maar liefst 20 miljoen kan leiden of 4% van de wereldwijde omzet van een multinationaal bedrijf. De sancties op overtredingen kunnen dus enorm zijn.

Eenieder dient zich dus aan deze verregaande en strikte regels te houden. Strenge regels die voor heel wat paniek hebben gezorgd bij kleine en grote bedrijven. Interne processen dienden te worden aangepast en privacy gevoelige informatie diende extra beschermd te worden door moeilijk(er) te kraken computersystemen. Het simpelweg (ongevraagd) rondsturen van een nieuwsbrief is uit den boze en het ongevraagd plaatsen van foto’s van individuen mag al helemaal niet meer. Regels waaraan eenieder in onze samenleving is onderworpen.

Maar hoe zit het met onze eigen overheid ?
Ook de overheid is aan deze strenge Europese wetgeving onderworpen en moet, bij iedere geconstateerde overtreding van deze regelgeving, direct in actie komen en de miskleun melden aan de betrokkene(n) alsmede aan de autoriteit persoonsgegevens.

Op papier lijkt het helder en duidelijk geregeld maar in de praktijk blijkt de overheid, en dan met name het ministerie van Justitie en Veiligheid grote moeite te hebben met het opvolgen van deze strenge privacy wetgeving. Zo is recentelijk wederom een foto van een bedreigde kroongetuige uitgelekt en heeft men in een andere (straf-) zaak de personeelsgegevens van een afgeperst bedrijf gelekt waardoor personeel nu vreest voor haar leven. Berichten die slechts het topje van de ijsberg lijken te zijn.

Het zoekraken van processtukken en het ten onrechte aan de verkeerde partij verzenden van procestukken lijkt in de stafrechtelijke keten schering en inslag te zijn. Veel advocaten klagen daarover en regelmatig komt het voor dat stukken terecht komen waar ze niet thuishoren of simpelweg zoekraken.

ROMA verdachten
Sinds medio 2018 verdedigen wij de belangen van een Roma familie waartegen de verdenking luidt: “ witwassen van miljoenen euro’s middels huizentransacties.” Naarmate het onderzoek ter terechtzitting vorderde rezen er vragen en twijfels omtrent de rechtmatigheid van de start van het onderzoek. Herhaalde verzoeken aan de rechtbank resulteerde in de beslissing dat door de advocaten alle onderliggende stukken ingezien mochten worden, zonder dat het echter toegestaan was om documenten te kopiëren. Tijdens deze inzage bleken onze vermoedens te kloppen en leek de start van de zaak toch anders te liggen dan de officier van justitie ons en de rechtbank had voorgespiegeld. De start lag eerder in de tijd en had plaatsgevonden op andere informatie dan in het strafdossier terug te vinden was. Cruciale informatie voor de verdediging !

Verhuisdozen vol had de verdediging in mogen zien met verregaande en privacy gevoelige informatie. Dozen vol met gegevens over onze cliënten waarvan niets gekopieerd mocht worden. Omdat de rechtbank zelf géén kennis had genomen van de verhuisdozen vol en er géén kopieën gemaakt mochten worden ging de rechtbank aan onze argumenten voorbij en werd er in hoger beroep terecht geklaagd over het gebrek aan een eerlijk proces.

Het Hof oordeelde dan ook vervolgens dat aan alle advocaten kopieën van deze ontbrekende stukken verstrekt zouden worden en dat hernieuwde inzage wenselijk was.

Verhuizendozen vol met dossierstukken zijn verdwenen.
Tot verbazing van het Hof en alle betrokken advocaten kwam het openbaar ministerie met de mededeling dat de betreffende stukken onvindbaar zijn. Het Openbaar Ministerie erkent dat de stukken hebben bestaan en er tijdens de rechtbank fase nog waren.

Gehoorde agenten verklaren dat ze door hen niet zijn vernietigd noch dat ze bij het archiveren betrokken waren. Eenieder wast zijn handen in onschuld en doet vervolgens niets. Geen enkele actie wordt door justitie ondernomen om dit enorme data-lek op te helderen of intern een zoektocht te doen laten verrichten.

Door ons is inmiddels aangifte gedaan van obstructie van de rechtsgang en/of diefstal cq heling door overheidsambtenaren en/of onbekenden. Het Openbaar Ministerie ziet echter géén reden om een onderzoek te doen laten verrichten of de rijksrecherche in te schakelen.

Nu ligt de kwestie in het kader van een artikel 12 Sv procedure weer bij het Hof. Tegelijkertijd hebben wij een klacht bij de Autoriteit Bescherming Persoonsgegevens ingediend, immers het Openbaar Ministerie heeft niet binnen 72 uur (na ontdekking van de raadslieden) melding gemaakt van vermissing van de vele strafdossiers. We zijn benieuwd of deze instantie zich net zo streng opstelt naar een overheidsorgaan als naar het bedrijfsleven dat nog steeds worstelt met de AVG……

Arthur van der Biezen & Esther Vroegh
Strafrechtadvocaten.


februari 2020
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Mr Big, een verwerpelijke undercover methode.

In december 2010 werd te Kaatsheuvel een overleden vrouw aangetroffen in de achtertuin van haar woning, liggend naast haar fiets. Buren hadden een ijzige schreeuw gehoord en haar partner Wim S. trof zijn overleden partner in de tuin aan en belde de politie. Vanaf dat moment begon voor hem een nachtmerrie die tot op de dag van vandaag voortduurt.

Hoewel er in het dossier TCI informatie zit waarin vermeld wordt dat de vrouw tijdens een overval is “overlopen” door twee met name genoemde mannen gaat de aandacht toch al snel uit naar Wim S. . Hij zou de dader moeten zijn. Ondanks het feit dat er nimmer een moordwapen is aangetroffen , niet in de woning noch daarbuiten , richt het gehele onderzoek zich op mijn cliënt Wim S. De stelling is dat hij zijn partner vermoord zou hebben en zelf alle kastjes en deurtjes in de woning zou hebben open gezet om een inbraak te faken. Het gehele onderzoek richt zich vanaf dat moment volledig op hem en alles wordt door de politie uit de kast gehaald om dat scenario bevestigd te krijgen.

Ondanks verwoede pogingen van het OM om cliënt (die voortdurend en hardnekkig ontkent iets met de dood van doen te hebben) zo lang mogelijk in voorlopige hechtenis te doen houden wordt de voorlopige hechtenis van Wim S in juni 2011 geschorst. Een schorsing die ruim 3 jaar zou gaan duren tot zijn hernieuwde aanhouding.

Tijdens deze ruim 3 jaren van vrijheid blijft het OM niet stilzitten en tuigen zij met de dienst Werken onder Dekmantel (WOD) een heel bedrijf op met tientallen politie “figuranten” om Wim S op een slinkse manier een bekentenis te ontlokken. Zonder deze bekentenis immers géén zaak !

Ontkennende verdachte
Géén zaak omdat er simpelweg onvoldoende wettig en overtuigend bewijs ligt en Wim S vanaf dag één ontkent. Ook de officier van justitie deelt dit standpunt ; citaat “aanvraag verlenging stelselmatige informatie inwinning” oktober 2013; “ Aangezien de tot dusver verrichte opsporingshandelingen in combinatie met forensisch technische bevindingen onvoldoende hebben geleid tot opheldering van het onderhavige misdrijf………”.gaat de officier over tot de inzet van een inmiddels zeer omstreden onderzoeksmethode genaamd de mister Big methode.

Mr Big methode
Undercoveragenten rijden opzettelijk tegen de auto van Wim aan en komen zodoende in kontakt met hem. Ze weten hem volledig in te palmen met dure auto’s , motorfietsen en mooie vrouwen. In Spanje (de plek waar zijn nieuwe (nep) baas zit de grote man) wordt met geld gesmeten in dure hotels en nachtclubs.

Wim , die op dubieuze redenen inmiddels bij zijn werkgever is ontslagen , wordt (financieel) onder druk gezet en voorgehouden dat de “organisatie” alles van hem wil weten anders krijgt hij geen geld. Zijn onschuld verhaal wordt niet geaccepteerd.

Dan zou Wim kort hebben aangegeven (na vele ontkenningen) dat hij de dader zou zijn. Summier wordt dit door twee undercover agenten opgeschreven in een PV van bevindingen. Geluids- en/of beeldopnames worden opzettelijk niet gemaakt.

Géén unieke daderkennis
En dan is het voor hem afgelopen. De Rechtbank veroordeeld hem tot 18 jaren gevangenisstraf ondanks het feit dat er in zijn (valse) bekentenis géén unieke daderkennis zit. Ook het Hof veroordeeld hem wegens moord.

Hoge Raad der Nederlanden casseert de zaak
De zaak houdt in cassatie echter géén stand. Hoge Raad overweegt:

“ Het Hof heeft ondermeer vastgesteld dat de informanten al ruim een jaar contact hadden met de verdachte , dat zij hem meermalen tegen betaling werkzaamheden lieten verrichten , dat de verdachte meermalen in gesprekken met hen betrokkenheid bij de dood heeft ontkend en dat nadien een voor de werkloze belast met de zorg voor zijn gezin een lucratief aanbod is gedaan tot indiensttreding bij een fictief bedrijf. Vervolgens is aan de verdachte voorgehouden dat hij, indien hij zijn betrokkenheid bij de moord bleef ontkennen, hij niet binnen het bedrijf te werk gesteld zou worden”.

De Hoge Raad overweegt dan dat er bij deze gang van zaken een “voorwaarde wordt gesteld” die er op neer komt dat bij het afleggen van een bekennende verklaring de verdachte een lucratieve baan zou krijgen . Volgens de Hoge Raad kan je in dit geval niet zomaar stellen dat “ de verklaringsvrijheid van de verdachte niet ontoelaatbaar is aangetast” .Daarbij wordt tevens overwogen dat nu er géén audio en/of video opnames zijn gemaakt het verloop van de gehanteerde methode niet adequaat beoordeeld kan worden.

Een gevoelige klap voor deze verregaande en onethische methode waarover een nieuw Gerechtshof zich nu zal moeten buigen.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat in ’s-Hertogenbosch.


december 2019
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Ondermijnende rechtspraak.

Er gaat inmiddels géén dag meer voorbij of er valt in de pers wel een artikel te lezen over de ondermijnende criminaliteit die de samenleving aan het ontwrichten zou zijn. Politici roepen in koor dat het zo niet langer kan en dat er enorme bedragen naar politie en justitie moet om zodoende ons land van de ondergang te redden.

Tegelijkertijd worden er met grote regelmaat door het kabinet cijfers gepubliceerd en naar buiten gebracht waarin wordt aangegeven dat de criminaliteit aan het dalen is en dat er derhalve substantieel bezuinigd kan worden op het gevangeniswezen en dat verder gegaan kan worden met het sluiten van gevangenissen. Ruim 23 in de afgelopen jaren (!) en nog een heel rijtje staat op de nominatie om gesloten te gaan worden. Tegelijkertijd roept minster Dekker , van rechtsbescherming, dat de sociale advocatuur hervormd dient te worden omdat er in zijn ogen teveel gebruik wordt gemaakt van rechtsbijstand door pro deo advocaten. Hij ziet een uitbreiding van rechtsbijstand-verlening , door commerciële partijen zoals de ARAG en de DAS als dé oplossing. Géén euro meer naar de sociale advocatuur…dat is de insteek.

Allemaal ontwikkelingen die er op gericht zijn om de advocatuur zoveel mogelijk het werk onmogelijk te maken en te zorgen dat er een substantiële en structurele inperking komt van verdedigings- proces mogelijkheden tegen de toch al machtige staat.

Voormalig officier van justitie en zelfbenoemd crimefighter Fred Teeven heeft als politicus de toon gezet toen hij in een interview te kennen gaf dat als je die advocaten maar “minder uren geeft” het met die verdediging toch niets wordt.

Zo pak je die lastige advocaten aan …was het kennelijk het plan van de heer Teeven. En die sfeer ademen alle plannen en voorstellen van de huidige minister ook uit. Beperken en het structureel slecht betalen van advocaten is het uitgangspunt. D

Het tijdschrift MR - Online kopte afgelopen maand het volgende artikel (3 september 2019) “ Daling aantal nieuwe advocaten”. Een daling die ook door andere partijen geconstateerd wordt. Het advocatenblad constateerde in een artikel van 28 oktober 2019 heel specifiek een flinke afname van het aantal advocaten dat bereid is pro deo zaken te doen. Te lezen valt:

“ Het aantal advocaten dat in 2018 actief deelnam aan het stelsel gesubsidieerde rechtsbijstand is met ongeveer 200 afgenomen….” “ Dat is zo’n drie procent lager dan in 2017, blijkt uit cijfers en trends van de Raad voor Rechtsbijstand”.

Een slechte ontwikkeling.

Terwijl de advocatuur steeds meer wordt afgeknepen en het functioneren onmogelijk wordt gemaakt lijkt het erop dat de overheid en de rechterlijke macht het openbaar minsterie géén strobreed (meer) in de weg. Fouten van officieren van justitie en vormverzuimen in procedures worden immers steevast niet meer gesanctioneerd en gecorrigeerd waardoor inmiddels ieder vorm van correctie illusoir is geworden.

Over die verregaande macht van het OM en het gebrek aan toezicht en correctie op datzelfde OM verbaasde zich NRC journalist Folkert Jensema in zijn artikel van 9 november 2019 met de veelzeggende kop: “ Het OM tovert een eigen officier vrij”.

Hij constateert dat hij zich niet aan de indruk kan onttrekken dat in een zedenzaak gericht tegen een officier opzettelijk fouten zijn gemaakt om er voor te zorgen dat er géén veroordeling zou komen. Hij maakt zich zorgen…over het handelen van het openbaar ministerie en somt een reeks gebeurtenissen op die die zorg gevoed hebben.

“Ik maak me dus zorgen. De manier waarop het OM Transavia-vlieger Julio Poch ‘wegtipte’ naar Spanje, om in Argentinië na acht jaar voorarrest te worden vrijgesproken. Zoals het wiethandelaar Johan van Laarhoven in handen van de Thaise autoriteiten speelde, inclusief gefingeerde verdenking tegen zijn partner. En nu wordt er een eigen officier vrij getoverd. Hier klopt iets niet.”

En dat ook deskundigen inmiddels deze zorgen onderschrijven valt te lezen in een rapport van de WODC dat reeds in 2017 werd gepubliceerd: (blz 133; WODC-rapport “ Toezicht op strafvorderlijk overheidsoptreden”)

“ De rol van de rechter in Nederland is inmiddels te afstandelijk geworden, en zou moeten gerevitaliseerd worden. Het voorbeeld van een politiedienst die opzettelijk een proces-verbaal vervalst (dit is een aantal malen gebeurd), waarna geen actie wordt ondernomen, legt een lacune in toezicht bloot. Het is dan aan een rechter om daar iets tegen doen, zoals dit zeer expliciet aan de orde stellen en de uitspraak in leesbare vorm aan de pers laten toekomen, waarna een leermoment kan optreden voor de actoren die dergelijke vormfouten begaan. Het risico bestaat immers dat het leereffect verdwijnt als de rechter niets doet met vormfouten. Vormfouten worden in Nederland inmiddels vrijwel nooit meer gesanctioneerd door de rechter. Verschillende geïnterviewden merkten op dat het risico bestaat dat er dan geen leereffect meer van uitgaat.

In gewone lekentaal betekent dit dat op onrechtmatig handelen van politie en justitie in onze gerechtelijke procedures zo goed als géén sanctie meer staat en dat onze rechters niet meer corrigerend optreden tegen overheidsdienaren die zich niet aan de wet houden. Strafvorderlijke wetgeving die daarmee een dode letter dreigt te gaan worden.

Voor dit soort rechtspraak is maar één woord te vinden: “Ondermijnende rechtspraak”.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat in ’s-Hertogenbosch.


september 2019
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Witwassen als alom aanwezig spook

Nieuw beleid
De aanpak van vermeende maatschappelijke ondermijning door criminelen heeft volgens de huidig minster van justitie de hoogste prioriteit en verdient derhalve de allerhoogste aandacht van politie en justitie. Onlangs werd in dit kader een voorstel van de minsters van Justitie en van Financiën naar de kamer gestuurd gelanceerd inhoudende dat iedere contante betaling boven de 3000 euro verboden wordt.
De NRC van 1 juli 2019 kopte: “ Kabinet wil contant geld terugdringen in strijd tegen witwassen”. Het verbod op grote crashtransacties zou in de plaats moeten komen van de huidige meldplicht voor contante betalingen van boven de 10.000,— euro. Naast deze ingrijpende wetswijziging vinden de minsters dat er een “Europese toezichthouder” moet komen om de grensoverschrijdende aspecten van witwassen te kunnen bestrijden.

Legitiem betalingsverkeer in gedrang
Door deze focus en hype omtrent de vermeende enorme omvang van het fenomeen “witwassen” waarschuwt de Nederlandse Bank (die aangeeft de plannen van het kabinet volledig te steunen) inmiddels dat het “legitieme betalingsverkeer” niet mag worden gehinderd.

En daarin schuilt, bij de voorgestelde massale aandacht en aanpak , een enorm risico. Alle contante transacties dreigen zo’n beetje verdacht te worden en het aanwezig hebben van contante gelden, van enige omvang, dreigt altijd gezien te worden als witwassen van crimineel geld. Wordt vervolgd..........

Praktijk voorbeeld
In mijn strafrechtpraktijk groeit het aantal zaken waarbij mensen verdacht worden van witwas praktijken enorm. In mei 2016 werd er bij mijn cliënt B. een doorzoeking verricht van zijn woning op basis van een anonieme melding dat B. een wapen in zijn woning zou hebben liggen. Met fors geweld, passende bij een zogenaamde vuurwapen gevaarlijke verdachte , werd de doorzoeking verricht en werd cliënt ter plekke aangehouden. Omdat er in de hele woning géén vuurwapen te vinden was werd B. aangehouden op verdenking van witwassen nu er in een snelkookpan in de keuken een bedrag van 55.000,— euro werd gevonden en in de vriezer een blok diepgevroren blok met plantenresten , welke later Turkse kruiden bleken te zijn.

Nadat er van een overtreding van de wet wapens en munitie alsmede de Opiumwet geen sprake bleek te zijn moest client naar de rechtbank om zich te verantwoorden terzake het in het bezit hebben van een bedrag van ruim 55.000,— , een Mercedes - Benz alsmede een Rolex en een aantal ringen.

Na uitvoering speuren moest de officier van justitie reeds op de eerste zitting toegeven dat van enig concreet strafbaar feit niet was gebleken en dat derhalve niet gesteld kon worden dat het geld van enig concreet misdaad afkomstig was. Desondanks handhaafde de officier zijn stelling dat het niet “anders kon zijn” dat het van misdrijf afkomstig was omdat cliënt immers vanwege zijn lage inkomen nooit zo’n spaargeld kon hebben.

Namens cliënt was echter reeds in een vroeg stadium tegenwicht geboden in de vorm van een summiere berekening van de herkomst van de gelden. Verschillende erfenissen van overleden familie leden zouden door client beheerd worden alsmede de opbrengst van enkele woningen die door familieleden in Turkije waren verkocht zouden van het aangetroffen bedrag onderdeel uitmaken.

De reactie van de officier van justitie ter zitting was net zo standaard als voorstelbaar; “…volstrekt onaannemelijk” ..en derhalve was er naar de stelling van client door de officier geen enkel (nader) onderzoek verricht.

De rechtbank vond de houding van het OM echter te gemakkelijk en gunde client, in het kader van een eerlijk proces, het voordeel van de twijfel en droeg aan de officier op een nieuwe kasopstelling te doen vervaardigen om basis van de nieuwe door de verdediging verstrekte informatie nu deze niet op voorhand “volstrekt onaannemelijk” op de rechtbank over kwam.

Ook de nieuwe kasopstelling was voor client erg ongunstig waarna deze op de zitting aanvoerde dat de bedragen van levensonderhoud en kleding volstrekt buiten proporties was. Hij kondigde aan de tijd te willen hebben om zijn werkelijke kosten van levensonderhoud op een rijtje te mogen zetten, waar de rechtbank in mee ging.

Na bestudering van de kasopstelling van de verdediging oordeelde de rechtbank: “ …dat niet kan worden vastgesteld dat het overzicht van verdachte onjuist is en dat de door de politie gehanteerde bedragen een afdoende onderbouwing missen (enkel NIBUD normen) , zodat de rechtbank zal uitgaan van de vaste lasten zoals door de verdachte omschreven”.

Nu het OM systematisch had nagelaten ook maar enig onderzoek te doen laten verrichten naar de stellingen van de verdediging en verdachte , oordeelde de rechtbank dat er een integrale vrijspraak diende te volgen van alle witwas verdenkingen nu niet gesteld kon worden dat de met stukken onderbouwde stellingen van verdachte volstrekt onaannemelijk waren.

Wat op het eerste gezicht dus leek op handelingen die pasten binnen de zogenaamde “witwastypologieen” bleek bij nader onderzoek (door de rechtbank en verdediging) een onschuldige en volledig legale verdeling van gelden binnen de familie. Geld waar jarenlang hard voor gewerkt was en waarover gewoon belasting was betaald.

Niets criminele herkomst.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat in ’s-Hertogenbosch.


augustus 2019
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Ennetcom-server misbruikt als uitlokkingsmiddel?

In een strafzaak die ik momenteel in behandeling heb blijkt dat Amerikaanse opsporingsdiensten sinds jaren drugslijnen runnen die lopen via het “Darkweb” waarbij zij actief communiceren via PGP-telefoons gebruikmakende van de inmiddels beroemde, of moet ik zeggen beruchte, “Ennetcom-server”. Om zogenaamd veilige bestellingen te kunnen doen werd vervolgens door de Amerikaanse infiltrant(en) voorgesteld om PGP toestellen te gaan gebruiken en werd over en weer verzending van de toestellen door hen geregeld waarin de “handelsnummers” voorgeprogrammeerd waren. Jarenlang werd er zo gecommuniceerd en werden bestellingen en aanvoerlijnen door de Amerikanen in kaart gebracht en gemonitord. Vervolgens zijn de Nederlandse opsporingsambtenaren in de bedoelde drugszaak op basis van “anonieme informatie” afkomstig uit het buitenland een strafrechtelijk onderzoek gestart. Naar aanleiding van oeverloze vragen van de kant van de verdediging en herhaalde verzoeken is nu boven water gekomen dat de zaak reeds lang gedraaid werd door de Amerikanen en dat er van toevallig boven water gekomen informatie géén sprake is.

De rechtbank formuleerde vervolgens zelf vragen over deze (dubieuze) gang van zaken. Zo wilde de rechtbank weten wanneer er afspraken gemaakt waren tussen de Nederlandse en Amerikaanse opsporing-diensten, wie er concreet bij bijeenkomsten aanwezig was geweest en wat de onderwerpen waren die de opsporingsinstanties met elkaar gemaakt hadden. Tevens diende de vraag beantwoord te worden of de Nederlandse speurneuzen op de hoogte waren van het undercover-traject dat door de Amerikanen werd en kennelijk wordt gerund.

Zoals te verwachten viel kwamen er vage en ontwijkende antwoorden in de vorm van aanvullende processen-verbaal. Antwoorden waar de verdediging vervolgens weer (vrijwel) niets mee kon en die absoluut geen openheid van zaken gaven.

Omdat niet duidelijk werd vanaf wanneer de Nederlanders nu op de hoogte waren van de Amerikaanse undercover- infiltratie activiteiten dienen nu, ruim een jaar later, Nederlandse getuigen alsnog gehoord te worden. Er is dus nog hoop in deze zaak. In ieder geval de hoop dat de rechtbank ook heldere antwoorden wil hebben.

Naast deze moedige beslissing heeft de rechtbank nog als volgt geoordeeld, dat: “De stukken in handen worden gesteld van de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken, teneinde: het onderzoek door de raadslieden in de Ennetcom data te coördineren”

En dat was echt nodig. Reeds sinds enige tijd is in deze zaak aan de verdediging gegund om in de uitzichtloze Ennetcom data onderzoek te doen verrichten naar de exacte gang van zaken. Een enorme hoeveelheid Ennetcom data is op dvd’s aan de verdediging verstrekt dat na opening vrijwel schier onleesbaar blijkt te zijn. Tijdstippen, codes en andere gegevens lopen volledig door elkaar heen en tekstbestanden moeten in de gegevens gekopieerd en gefilterd worden. Volstrekt onbegonnen werk dat uren, zo niet dagen in beslag neemt.

Geklaagd over deze gang van zaken heeft de rechtbank nu dus besloten dat de zoektocht / analyse van de verdediging in deze Ennetcom gegevens door de rechter-commissaris dient te worden gefaciliteerd en gecoördineerd, wat concreet (volgens ons dan) inhoudt dat voor technische ondersteuning gezorgd dient te worden zodat ook de verdediging ermee uit de voeten kan. “Equality of arms” rechtvaardigt een dergelijke ondersteuning aangezien het OM zich ten alle tijden van een heel leger technici kan voorzien, terwijl de advocatuur het zelf maar moet uitzoeken.

In verschillende lopende strafzaken, waar de bewijslast hoofdzakelijk op deze Ennetcom data is gebaseerd, wordt aangevoerd dat het OM haar boekje te buiten gaat nu de Canadese rechter, die toestemming gaf tot de overdracht van deze miljoenen (telefoon-)berichten, nimmer een zo omvangrijk gebruik voor ogen had. Vrijblijvende “fishing expeditions” door opsporingsambtenaren was niet de bedoeling nu dat immers een flagrante schending van het recht op privacy (art. 8 EVRM) zou opleveren.

Wat men nu echter ziet gebeuren in Nederland (en hoe zit het daarbuiten ?) is precies hetgeen de Canadese rechter nimmer gewild heeft.

Reeds verschillende advocaten hebben opgeroepen om op dit punt de krachten te bundelen om in kaart te brengen in hoeveel strafzaken deze data inmiddels gebruikt wordt en wat de uiteenlopende rechterlijke standpunten en beslissingen zijn omtrent dat gebruik.

Dat er echter op grote schaal gebruik van gemaakt wordt is inmiddels wel duidelijk. Van een zorgvuldig en proportioneel handelen waarbij de waarborgen en rechten van onschuldige burgers gerespecteerd en beschermd worden lijkt daarbij géén sprake meer te zijn.

Wordt vervolgd..........

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat in ’s-Hertogenbosch.


juli 2019
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Ennetcom data, heilige graal of onrechtmatig verkregen bewijs ?

Stelt u zich eens voor dat de overheid in al uw mailtjes en whattsapp berichten zou kunnen kijken om te zien waar u precies mee bezig bent? Wat zou u daarvan vinden ? Recentelijk is in Nederland door de eerste en tweede kamer de zogenaamde “sleepwet” (communicatie via de kabel stelselmatig en op grote schaal onderscheppen) goedgekeurd en ingevoerd en deze wordt nu op grote schaal toegepast. Op 26 april 2017 kopt de NRC dat de toezichthouder op de diensten kritisch is en dat de “Geheime diensten data te lang bewaren”. Te lezen valt dat de Algemene Inlichtingen en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichten en Veiligheidsdienst (MIVD) structureel verzuimen gegevens te vernietigen die ze hebben verkregen door te hacken en daarmee dus in strijd met de wet (en dus onrechtmatig) handelt.

De inlichtingendiensten schijnen zelfs zo ver te gaan dat een lid van de “Toetsingscommissie Inzet Bevoegdheden” (TIB) recentelijk tegenover een journalist van de NRC haar verbazing uitte over hetgeen zij allemaal onder ogen krijgt. De opmerking: “ Soms denk ik : wow, dat dit allemaal kan, dat dit allemaal speelt in Nederland”, spreekt boekdelen. Kennelijk wordt er van de nieuwe bevoegdheden op grote schaal en op creatieve wijze gebruik gemaakt.

Wat de geschiedenis ons geleerd heeft is dat na verloop van tijd de overheid, de aan haar gegeven bevoegdheden, gaat uithollen, oprekken en verbreden zodat van een beperkte toepassing géén sprake meer is. Vooral ons land heeft daar een handje van. Zo is Nederland in Europa koploper in het ruim toepassen van onderdrukkende bevoegdheden richting haar eigen onderdanen. Koploper met het toepassen van de voorlopige hechtenis (Nederland is door het Europese hof voor de rechten van de mens herhaaldelijk op de vingers getikt vanwege het veel te ruim toepassen van de voorlopige hechtenis bevoegdheden) en koploper bij het uitleveren van haar eigen onderdanen (een bevoegdheid die Duitsland zelfs niet toepast) aan bijvoorbeeld de Verenigde Staten en het opsturen van hele dossiers aan landen die het met een eerlijk proces niet zo nauw nemen. (denk aan de zaak Van Laarhoven)

En nu houdt opsporend Nederland en verdedigend Nederland zich bezig met een nieuw “Opsporingsfenomeen” . Het doorzoeken van, inmiddels meerdere, in beslag genomen computers servers met meer dan circa 5 a 6 miljoen berichten er op. Eén in Canada (de inmiddels welbekende “Ennetcom-server” ) en recentelijk een in Costa Rica. Terwijl iedere burger het zonder meer schandalig zou vinden als al zijn telefoon- en berichten verkeer zomaar door de overheid bekeken wordt is dat nu precies hetgeen er gebeurt met de genoemde miljoenen privé berichten.

Miljoenen berichten van gewone burgers, en niet alleen maar criminelen, worden doorzocht en geanalyseerd. De NRC kopt: “Justitie kan naar eigen zeggen in meer dan honderd strafrechtelijke onderzoeken nieuwe en aanvullende informatie inbrengen”. Gedateerd 30 januari 2019. Mogelijk dus meer dan 6 miljoen berichten van burgers waarin de opsporingsinstanties kunnen en hebben zitten grasduinen, zonder enige wettelijke bevoegdheid !

Aanvankelijk was voor een dergelijke “digitale doorzoeking” toestemming van de rechter-commissaris nodig (een vereiste dat de Canadese rechter stelde ter voorkoming van “fishing - expeditions”) maar nu blijkt uit dossiers dat er gewoon bij het speciale “ennetcom-team” gecheckt wordt of er nog iets (uiteraard in belastbare zin) bruikbaars in zit. Meer en meer worden advocaten in uiteenlopende zaken geconfronteerd met resultaten uit zoekacties van het OM waarbij geen enkele RC (Rechter Commissaris) betrokken was, of toestemming voor heeft gegeven.

In een omvangrijke “dubbele liquidatiezaak” heb ik onlangs zelf mogen ervaren hoe dat gaat. Het OM zocht naar informatie op servers, zonder enige rechterlijke controle en/of toezicht. En dat is onrechtmatig. Het levert immers een flagrante schending van het recht op privacy op van een ieder die ooit een telefoon heeft gebruikt die op één van deze servers heeft gedraaid. De advocatuur heeft tot nu toe het nakijken en kan en mag, de zich in handen van het OM bevindende data, niet of nauwelijks onderzoeken en krijgt bij vele rechters nul op het rekest.

Dat hier onrechtmatig gehandeld wordt is evident. Het is nu echter wachten op een rechter die dat met de advocatuur eens is en aan deze onrechtmatige fishing-expeditions” een einde maakt

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat in ’s-Hertogenbosch.


juni 2019
Foto Mr. A.S. van der Biezen

“Achterkamertjes rechtspraak”

Duizenden strafzaken worden vandaag de dag zonder bijstand van een advocaat afgedaan en zonder dat een rechter het dossier heeft kunnen toetsen of kunnen wegen. Het Openbaar Ministerie vindt het prachtig.

Geen last van enige vorm van weerwoord, geen rechterlijk oordeel en zonder meer een enorme bezuiniging. Vrijwel géén advocaatkosten en het budget van de rechterlijke macht wordt niet belast.

Hoe mooi de gerealiseerde bezuinigingen ook lijken te zijn, de schoen begint inmiddels aardig te wringen. Na jaren strafzaken te hebben afgedaan buiten de rechter en advocatuur om blijken er duizenden mensen ten onrechte met een strafblad te zijn opgezadeld waardoor ze in hun werkzame leven ernstig belemmerd kunnen worden en een VOG (verklaring omtrent gedrag) wel op hun buik kunnen schrijven. Wat is het geval?

Bij de zogenaamde ‘strafbeschikking’ is het het Openbaar Ministerie dat opspoort, vervolgd en vervolgens straf oplegt. Negen van de tien keer gaan verdachten zonder bijstand van een advocaat naar de OM-‘zitting’ dat wordt voorgespiegeld als een simpel gesprek met een officier of een van diens bedienden waarbij de zaak ‘afgekocht’ kan worden met een boete en/of een taakstrafje. Steeds meer zaken tracht men zo, buiten de rechter om, af te doen omdat het snel en goedkoop is.

Vrijwel niemand die simpel met zo’n OM voorstel instemt beseft dat hij dan gewoon een strafblad heeft. Eerlijk proces
De kritiek op deze “achterkamertjes rechtspraak” zwelt aan en wordt steeds steviger. Op basis van een uitgebreid onderzoek dat is verricht door de procureur-generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden, Geert Knigge, komt allereerst naar voren dat de straffen die tijdens dit soort bijeenkomsten (een zitting wil ik het gesprekje met een ondergeschikte van het OM niet noemen) worden opgelegd dikwijls veel hoger zijn dan de rechters in vergelijkbare gevallen tijdens een echte zitting opleggen. Bij een echte zitting komen alle partijen aan het woord en is een eerlijk proces (wel) gegarandeerd. Je kunt ook niet anders verwachten, want de officier van justitie bekijkt een zaak toch primair vanuit de visie van de politie en het OM, overtuigd van eigen gelijk.

In de rapportage van Knigge valt letterlijk te lezen dat:

"…bij de initiële schuldvaststelling indringender naar de betrouwbaarheid van het bewijs moet worden gekeken."

Met andere woorden: men gaat bij de beoordeling van de zaken veel te kort door de bocht. Bij twijfel wordt er immers niet gekozen voor het doen laten verrichten van nader onderzoek doch probeert men de persoon in kwestie toch maar gewoon de (onterechte) straf te laten accepteren. Dat niet alleen de straffen niet deugen is kwalijk, maar er werden meer wantoestanden geconstateerd.

Een kop onlangs in dagblad NRC: ‘Tienduizenden keren is een straf opgelegd door onbevoegde OM-medewerkers. Daarna is in stilte de wet veranderd.’ Geen malse kritiek.

Het kabinet Balkenende II zag in de strafbeschikking een slimme manier om jaarlijks tienduizenden strafzaken op een eenvoudige en snelle manier af te doen. En dat is gelukt. Echter, ten koste waarvan is nu de vraag. De NRC stelt dat uit interne onderzoeken door het OM is gebleken dat duizenden Nederlanders inmiddels ten onrechte een straf opgelegd hebben gekregen door het Openbaar Ministerie in zaken waarin het ontbrak aan bewijs, zaken waarin het dossier incompleet was en niet vast te stellen viel wie nu de schuldige was, en dat er straffen opgelegd zijn voor verkeerde feiten. Geconstateerd werd tevens dat in 2016 in bijna vijftien procent van de zaken de schuld niet adequaat was vastgesteld.

‘Efficiency’
Het zijn cijfers en conclusies die volstrekt onacceptabel zijn in een rechtsstaat die zichzelf serieus neemt. Het nieuws leverde tientallen reacties op van rechters, advocaten en burgers die zich herkenden in het beeld van een rommelige straffenfabriek. Maar justitieminister Ferd Grapperhaus liet al direct weten zich niet in de conclusies (van notabene het een prominent lid van het OM bij de Hoge Raad) te kunnen vinden.

De minister is uiteraard bang voor het ‘kostenverhogende effect’ van een systeem waarin het wel goed geregeld is. En zo is er dus weinig hoop voor verbetering. Sinds jaren is men nu bezig met het ondermijnen en afbreken van de strafrechtketen door oeverloze bezuinigingen en onrealistische ‘targets’ die de rechterlijke macht worden opgelegd.

Naast de rechterlijke macht is er vervolgens jaren bezuinigd op de advocatuur. De woorden van voormalig bewindsman Fred Teeven: ‘Als je die advocaten minder uren geeft, wordt het van zelf niets,’ zijn bewaarheid. Op alle mogelijke manieren heeft men gezorgd dat de advocatuur zijn werk niet meer naar behoren kan verrichten. Om ieder extra uur dat wij aan een zaak wensen te besteden, moeten wij een uitgebreide motivering indienen om te verantwoorden waarom wij simpelweg in een zaak ons best willen doen. Als de uren dan vervolgens afgewezen worden, kunnen we op dat punt een rechtszaak beginnen. Dit ontmoedigingsbeleid heeft er inmiddels toe bijgedragen dat steeds meer kantoren zijn afgeslankt en fors hebben moeten snijden in de kantoorkosten met alle gevolgen van dien. De ellende is echter nog niet voorbij want binnenkort worden er weer nieuwe bezuinigingsplannen gepresenteerd onder het mom van ‘efficiency’.

Wordt vervolgd…

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat in ’s-Hertogenbosch.


april 2019
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Hoe lang is levenslang?

Vaak hoor je dat er in Nederland (te) laag gestraft zou worden en dat levenslang geen levenslang zou zijn maar “slechts” 20 tot 25 jaar cel. Een wijdt verspreid misverstand dat wellicht is ingegeven door de vele films en series overgewaaid uit Amerika dat een systeem kent waarbij je na 20 a 25 jaar “on parole” kan , wat inhoudt dat de veroordeelde dan die tijd de kans heeft om voorwaardelijk vrijgelaten te worden. Zo’n systeem kent Nederland echter niet. Levenslang is in Nederland daadwerkelijk levenslang en eindigt dus pas bij de dood.

Hiermee onderscheidt Nederland zich van de rest van Europa. Elk land in Europa heeft zijn eigen visie op de levenslange gevangenisstraf maar geen enkel land heeft zo’n strenge uitvoering van deze straf als Nederland. In de meeste Europese landen zitten levenslang gestraften uiteindelijk tussen de tien (Belgie) en dertig jaar (Estland) vast tot ze kans maken op vrijlating. In de meeste Europese landen besluit een rechter of en wanneer een levenslang gestrafte vrij komt. Vooral Engeland kent een mooi systeem. Rechters geven daar aan hoe lang iemand minimaal moet zitten tot het misdrijf vergolden is. Daarna wordt bekeken hoe delictgevaarlijk de gedetineerde nog is en of hij vrij kan komen. Een onafhankelijk college bekijkt de zaak waarbij hoor en wederhoor wordt toegepast waarbij iedere partij recht heeft op inzage van het dossier. Ook Duitsland kent een systeem waarbij uiteindelijk rechters bij de beoordeling betrokken zijn. Landen als Portugal en Duitsland maken bij het overdragen van verdachten en veroordeelden naar Nederland voorbehouden omdat deze landen ons systeem te willekeurig achten. Vijf landen in Europa kennen zelfs geen levenslange gevangenisstraf. Noorwegen , Spanje , Portugal , Kroatie en Slovenie. In Finland is het gebruikelijk dat iemand na twaalf tot veertien jaar voorwaardelijk gratie krijgt en ook in Zweden blijven mensen in de praktijk niet hun hele leven in de cel.

Nederland kent geen vergelijkbare procedures waarbij er sprake is van een reële kans op vrijlating. In Nederland is levenslang echt levenslang en kunnen gedetineerden in theorie gratie vragen. Gratie is in de praktijk sinds jaren niet meer verleend en Nederland kent geen systeem van onafhankelijke tussentijdse toetsingen. Gratie is in Nederland een politiek besluit dat sinds 1986 op ‘een (1) keer na nooit is genomen. Die ene uitzondering betrof een terminale patiënt die een paar weken voor zijn overlijden de gevangenis mocht verlaten.

Onmenselijk. Volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is dit echter een “inhumane behandeling”. Gedetineerden dienen uitzicht te hebben op een humane behandeling, ook levenslang gestraften. Het Hof acht het ontbreken van een herzieningsprocedure in strijd met artikel 3 van het EVRM. Dat gaat over foltering en onmenselijke behandeling en bestraffing.

Nadat Nederland van het Europese Hof harde kritiek kreeg op de volstrekt uitzichtloze straf waarbij de politiek het uiteindelijke oordeel velt omtrent al dan niet vrijlaten besloten in 2016 de regeringspartijen VVD en PVDA dat er na 25 jaar een “toetsmoment” moet komen waarbij gekeken wordt of iemand kan terugkeren in de samenleving. Staatsecretaris Dijkhoff voerde vervolgens de wetswijziging door waarbij gevangenen na 25 jaar bij een adviescollege kunnen pleiten voor een reintegratieplan. Als dit traject goed is doorlopen , kan de gevangene in aanmerking komen voor vrijlating. Voor deze wetswijziging konden levenslang veroordeelden in Nederland niet vrijkomen, alleen de koning kon gratieverlenen.

De Raad voor de Strafrechttoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) , een onafhankelijk adviesorgaan voor de overheid beoordeeld de wetswijziging als zijnde “onvoldoende” en stelt dat het de bedoeling van het Europees Hof is dat veroordeelden na uiterlijk 25 haar een herbeoordeling van hun gevangenisstraf zouden moeten krijgen. Onvoldoende en nog steeds inhumaan.

Ondanks de felle kritiek uit verschillende juridische richtingen acht het hoogste rechtscollege van ons land, de Hoge Raad, de wetswijziging voldoende en zou ons systeem van levenslange gevangenisstraf nu niet meer in strijd zij met de mensenrechten. We zullen moeten afwachten of het Europese Hof voor de Rechten van de Mens zich deze mening met de Hoge Raad deelt. Ik waag het te betwijfelen.

Arthur van der Biezen Strafrechtadvocaat.


februari 2019
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Het spook dat TBS heet.

De meest gevreesde sanctie in ons strafrecht is zonder meer de TBS met dwangverpleging. Gevreesd omdat de TBS een niet vooraf te bepalen duur heeft en zeer stigmatiserend kan zijn. Na vaak een langdurige gevangenisstraf volgt dan nog eens een gesloten behandeling waarvan onduidelijk is hoe lang die gaat duren.

In oktober 2018 schrijft minister Dekker van Rechtsbescherming dat het kabinet wil dat de rechter vaker TBS kan opleggen.Dekker schrijft in een brief aan de tweede kamer dat hij wil komen met een wet die het mogelijk maakt om voor meer mensen de behandeling te verplichten. In de brief valt het volgende te lezen:

“Ik sta erop dat we alles doen om de maatschappij zoveel mogelijk te beschermen. Daar is de tbsbehandeling ook voor bedoeld. Het mag niet zo zijn dat iemand met een ernstige stoornis zijn behandeling ontloopt door niet mee te werken. Tbs moet vaker opgelegd waar dat in het belang is van de veroordeelde en de samenleving als geheel“

Minister Dekker reageerde met deze oproep, om vaker, sneller en makkelijker TBS op te leggen, op verontwaardigde reacties uit de samenleving na enkele levensdelicten die gepleegd werden door verdachten die in het verleden geweigerd hadden om aan observatie mee te werken. In de media viel alom de roep te horen dat door meer gedwongen opnames in TBS klinieken (meer en langer opsluiten) de ernstige delicten voorkomen hadden kunnen worden.

Een simpele roep om zwaarder te straffen. Meer mogelijkheden , ruimere bevoegdheden en het sneller en makkelijker toepassen van rechtsmaatregelen. Een steeds weer terugkerende reflexnaar aanleiding van media berichten over zware delicten. TBS moet makkelijker opgelegd kunnen worden was de roep.

Dat die tendens echter al langer en eerder was ingezet , los van de roep uit de politiek, blijkt uit de meest recente cijfers die door de Raad voor de rechtspraak onlangs zijn gepubliceerd. Te lezen valt:

“Het aantal zaken waarin de rechter terbeschikkingstelling (tbs) oplegt aan een verdachte is de afgelopen jaren gestaag toegenomen met zo’n 30-40 gevallen per jaar. In 2018 werd in 237 zaken tbs opgelegd , tegen 205 gevallen in 2017, 171 in 2016 en 146 in 2015. Een duidelijke reden voor de stijging is er niet.”

Los van de pogingen van de zijde van de politiek om concreet op dit punt de rechtsgang te beïnvloeden leggen de rechters inmiddels dus zelf al veel vaker TBS op.

TBS ook mogelijk bij het ontbreken van (actuele) rapportage. Een groot misverstand is dat TBS slechts kan worden opgelegd als er sprake is van een rapport van het Pieter Baan Centrum waarin geadviseerd wordt om TBS op te leggen in verband met de aanwezigheid van een stoornis. Dit is onjuist. Er zijn reeds ruimere mogelijkheden. De rechter kan tbs opleggen als de verdachte een misdrijf heeft gepleegd waar minstens 4 jaar gevangenisstraf op staat, het misdrijf is begaan onder invloed van een stoornis en de veiligheid van anderen in gevaar is vanwege kans op herhaling. Vaststelling van de aanwezigheid van zo’n stoornis kan op basis van actuele rapportage door een psycholoog en een psychiater of bij gebrek aan zo’n rapportage of bij een weigering kan de rechter zich op oudere rapportage baseren of op een observatieverslag. Uitgangspunten die reeds lang op basis van jurisprudentie gelden en waar geen nieuwe wetgeving voor nodig is. Oude(ere) rapportages kunnen dus ook gebruikt worden bij het opleggen van de TBS maatregel. Een door de minister verzonnen “adviescommissie” dient bij weigerende verdachten/observandi de oude rapportages boven water te krijgen waarmee de rechter zodoende makkelijker de TBS oplegging kan motiveren. Een simpel hulpstuk voor het OM om makkelijker en sneller TBS te gaan vorderen. Dat er in de praktijk nog al wat hapert aan de rapportages blijkt uit een praktijk strafzaak die ik onlangs behandeld heb.

De praktijk. Client werd tijdens het uitgaan in Rotterdam door een vrouw aangesproken met de vraag of zij ook een “frietje” mocht. Hij stond buiten op straat te genieten van zijn zo juist gekochte zak friet en werd prettig verrast door de dame die kennelijk in een vrolijke bui aandacht wilde en trek had in zijn friet. Al etende werden de twee agressief benaderd door de kennelijk dronken vriend van de vrouw en ontstond er een felle woordenwisseling. Het bakje friet werd uit de handen van client geslagen waarna hij vervolgens, van de jaloerse man , zelf rake klappen kreeg. Client trachtte zich te verdediging doch werd direct geconfronteerd met meerdere personen die hem tegen het raam van een kroeg duwden. De portier van de kroeg verklaarde later dat hij bang was dat de man door het raam naar binnen werd geslagen. Op de camerabeelden was het geweld tegen client duidelijk zichtbaar. Hij was in de minderheid en werd flink aangepakt. Geen kans om te vluchten en geen kans om zich te verweren.

Wat zich vervolgens afspeelde is niet op camerabeelden te zien. Client zou volgens de rechtbank een mesje hebben gepakt en 1 maal uitgehaald hebben richting een van zijn belagers. Het kon niet anders dan dat dat door hem was gebeurd nu er verder niemand in de directe omgeving van het slachtoffer stond. Het slachtoffer overleed als gevolg van een slagaderlijke bloeding. Naar aanleiding van gedragsdeskundige onderzoek concludeerde de psychiater (in de rechtbank (fase) dat er bij client, nu hij jaren een stabiel gezinsleven had en tevens een vaste baan, geen sprake was van een stoornis die zijn handelen die avond beïnvloed zou hebben. De psycholoog was van mening dat er sprake was van een narcistische persoonlijkheidsstoornis en adviseerde een psychiatrische behandeling in een open setting. Omdat het (evidente) noodweer- cq noodweer exces verweer van client niet werd gehonoreerd door de rechtbank werd er appel aangetekend. Circa 2 jaar later adviseerde de psycholoog, nu in samenspraak met de psychiater, in een aanvullende rapportage dat nu client tot twee maal toe betrokken was bij een vechtpartij in de PI er kennelijk sprake was van een “patroon” en dat er daarom nu TBS met dwangverpleging moest worden opgelegd. Client en ondergetekende waren woedend en verbaasd. Een draai van 180 graden. Eerst geen stoornis van betekenis en dan na een slecht gesprek met dezelfde psycholoog ineens een advies van TBS met dwangverpleging. Uiteraard had client enorme spijt dat hij met een gesprek en nader onderzoek had ingestemd. Opzet en insteek van het aanvullende onderzoek was immers gericht op de nadere onderbouwing van de emotionele toestand waarin client was geraakt naar aanleiding van de aanval op de tegenpartij. Over een mogelijke impuls doorbraak ingegeven door emoties werd echter nauwelijks gerept. Alles was gericht op een “opname” al dan niet vrijwillig. Op de dag van het pleidooi hebben wij besloten het hoger beroep in te trekken. Terwijl intrekking op zo’n laat tijdstip formeel niet kan heb ik het Gerechtshof te Den Haag, in een lang pleidooi, toch weten te overtuigen van het feit dat het OM geen belang had bij continuering van het door ons ingesteld appel. Het algemeen belang was daarmee niet gediend nu de officier niet in beroep was gegaan en de slachtoffers reeds van hun rechten gebruik hadden gemaakt.

U ziet het kan in de praktijk raar lopen !

Arthur van der Biezen Strafrechtadvocaat.


december 2018
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Misleiding als opsporingsmiddel.

In mijn praktijk wordt ik de laatste jaren steeds meer geconfronteerd met omvangrijke strafzaken waarbij de politie het doorslaggevende bewijs probeert te verkrijgen door een undercoveroperatie die enkel en alleen gericht is op het ontfutselen van een bekentenis. Zaken over moord en doodslag waarbij de politie meent zeker te weten wie het misdrijf gepleegd heeft. Alleen het bewijs heeft men er (nog) niet voor. De vraag in dit soort zaken is echter of het bewijs de toets der betrouwbaarheid kan doorstaan en of er geen sprake is van een valse bekentenis afgelegd onder druk van de politie. Zo buigt de Hoge Raad der Nederlanden zich momenteel over de zaak van Wim S. , in welk zaak de zogenaamde Mr Big methode is toegepast. Een methode die inmiddels in meerdere landen vrijwel verboden is, althans slechts voor bewijs toelaatbaar, als de vervolgende instantie kan aantonen dat er voldaan is aan de hoogst mogelijke zorgvuldigheidsnormen. Niet toelaatbaar…”tenzij” is het uitgangspunt.

Het gehele (undercover-) traject is enkel gericht op het verkrijgen van een bekentenis. Werd vroeger op de politieacademie geleerd dat het doel van een politieverhoor is het verzamelen van informatie ten behoeve van de waarheidsvinding dan wordt nu gestreefd naar het ontlokken van een bekentenis. Een cruciaal verschil.

Hoe werkt de Mr Big methode ?
Gedurende het undercover traject maakt men de persoon in kwestie financieel afhankelijk van een nep (criminele) organisatie waardoor hij geen kant meer op kan. Financieel wordt de “verdachte” volledig in de watten gelegd met veel contant geld , dure auto’s grote huizen en mooie vrouwen. Voorgespiegeld wordt vervolgens dat er door de organisatie alles geregeld kan worden en dat alle problemen uit het verleden zullen worden opgelost. Maar dan komt er een moment waarbij men aan de leider van de organisatie (Mr Big) alles uit het verleden moet opbiechten omdat het anders slecht met je af gaat lopen. Als je dat dan doet ligt er een geweldige toekomst in het verschiet waarbij alles geregeld zal worden.

Vervolgens wordt men dan geacht een bekentenis af te leggen op basis van informatie die men (de organisatie) toch al wist en uitgezocht had. Geen openheid van zaken zorgt ervoor dat je alles kwijt zult raken en uit de organisatie zal worden gegooid. Bij een bekentenis zal er een alibi worden geregeld omdat men dat al vaker heeft gedaan voor leden van de (nep) groep.

Een in Canada ontwikkelde methode die in het parlement aldaar zeer forse kritiek heeft gekregen toen uit onderzoek bleek dat er sprake was van verschillende gerechtelijke dwalingen gebaseerd op vals bekentenissen door toedoen van de gevolgde Mr Big methode. Ook in de zaak Wim S. worden deze risico’s van de gehanteerde methode door het openbaar ministerie onderkent.

Standpunt van de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad in de cassatie procedure tegen Wim S. (conclusie 25 september 2018): “ Er is nauwelijks twijfel aan dat de hier toegepaste methode het risico van valse bekentenissen vergroot.’’

Dit wetende zal men zich moeten afvragen of men dit risico willens en wetens zou moeten aanvaarden ? Het OM, de opsporende instantie bij uitstek, stelt zich op het standpunt dat er niks mis is met de methode en dat die ondermeer tot bewijs kan en mag dienen. Inmiddels hebben de rechtbank alsmede het gerechtshof geoordeeld dat het met deze methode verkregen bewijs bruikbaar is.

Andere landen hebben, door schade en schande wijs geworden, de methode inmiddels aan banden gelegd en verregaande waarborgen geeist voor de toelaatbaarheid. Zo worden bekentenissen die niet op film en audio zijn vast gelegd niet tot het dossier toegelaten. In Nederland vinden de rechters tot op heden de summiere processen-verbaal van bevindingen, opgemaakt door de betrokken “undercover cowboys” zelf, voldoende om de gevolgde procedure op betrouwbaarheid te kunnen toetsen. En uiteraard gaan onze rechters er daarbij vanuit dat dergelijke PV’s honderd procent betrouwbaar zijn omdat ze immers op ambtseed zijn opgemaakt.

Van een reële en inhoudelijke toetsing cq controle van het materiaal dat is verkregen door het hanteren van deze discutabele methode is in ons land helaas (nog) geen sprake. Er zullen, naar ik vrees, eerst gerechtelijke dwalingen nodig zijn alvorens men strenge zorgvuldigheid eisen gaat stellen.

In de zaak Wim S. is vooralsnog alle hoop gevestigd op het oordeel van de Hoge Raad die waarschijnlijk zijn standpunt in december 2018 zal gaan bepalen. Hopelijk dat deze rechters de tunnelvisie die ten grondslag ligt aan de gehanteerde methode niet zullen accepteren.

We zullen het zien……..

Arthur van der Biezen Strafrechtadvocaat.


oktober 2018
Foto Mr. A.S. van der Biezen

De Arnhemse villamoord is de grootste gerechtelijke dwaling ooit.

Op 2 september 1998, nu inmiddels 20 jaar geleden, vond er in een villa te Arnhem een gruwelijk misdrijf plaats waarbij twee vrouwen van in de 60 gedwongen werden om naast elkaar op een bed te gaan liggen, waarna ze vervolgens van dichtbij in het hoofd werden geschoten. Wonderwel overleefde een van hen de schietpartij, door zich voor dood te houden, doch overleed haar vriendin ter plekke aan haar verwondingen.

De zaak werd groot in de pers uitgemeten en de druk op de politie om snel met resultaten te komen was enorm. En resultaat kwam er. Op 29 december 1999 worden 9 mannen veroordeeld tot gevangenisstraffen tussen de 2 en 10 jaar, de schutter is nooit gevonden, en bij het Gerechtshof krijgen er twee verdachten nog jaren bij en worden ze veroordeeld tot 12 jaar gevangenisstraf.

Zaak succesvol opgelost en gesloten zou je denken.

Maar nu na twintig jaar vechten voor client lijkt het tij te keren. Direct na zijn arrestatie heeft client aangeven niets met de moord te maken te hebben en nimmer bij betreffende villa te zijn geweest. Jarenlang houdt client vol dat hij door de politie onder druk is gezet en dat ze hem actief misleid hebben met allerlei valse informatie. Zo zouden medeverdachten over zijn rol verklaard hebben en was het derhalve raadzaam om maar over zijn kleinere rol een verklaring af te gaan leggen. Immers zou hij anders als de schutter aangewezen kunnen worden. En zo werd hij overgehaald tot het doen afleggen van een “valse bekentenis”. Een van de bekentenissen die hebben bijgedragen tot het bewijs terwijl er in deze casus geen enkel technisch bewijs aanwezig is voor de aanwezigheid in de villa van client en/of zijn mededaders. Van geen van de negen verdachten is DNA in de villa aangetroffen nog schoen- en of vingerafdrukken.

Verder verklaart de enige ooggetuige dat zij in de Villa maar een overvaller gezien heeft.

Tot aan de Hoge Raad werd er niet geluisterd naar de verdediging die op basis van videomateriaal van de verhoren trachtte aan te tonen dat er sprake was van ongeoorloofde druk.

Ondanks het feit dat het OM in de cassatie procedure erkende dat de politie niet conform de regels had gehandeld werd er niet gecasseerd en de uitspraken bleven in stand.

In cassatie werd aangevoerd dat bij de gehanteerde verhoormethoden het “pressieverbod” was geschonden. Een van de voorbeelden van een dergelijke schending was dat de verhoorder tegen een van de verdachten zei dat “als je niet de waarheid vertelt wordt je baard er af getrokken en zorgen we er voor zorgen dat je in de compositie tekening past”.

De vertegenwoordiger van het OM, advocaat-generaal Jorg, schreef in zijn conclusie tijdens de cassatie procedure dat een dergelijke wijze van verhoren niet, zoals het Hof in haar arrest schreef “wellicht minder professioneel is” maar dat de gehanteerde methode “ronduit onprofessioneel , ontoelaatbaar en onrechtmatig” was.

Onprofessioneel, ontoelaatbaar en onrechtmatig zo omschreef het openbaar ministerie de gehanteerde methodes in 2002. De bekentenissen zijn dus op een ontoelaatbare en daarmee onrechtmatige wijze tot stand gekomen. Nog nooit heb ik van de zijde van het OM zo’n keihard standpunt vernomen over hoe (door henzelf gehanteerd) bewijs tot stand is gekomen.

Als de Hoge Raad dan, op dit punt, een eensgezinde verdediging en openbaar minsterie tegenover zich heeft zou je denken dat daarmee de race gelopen is en de bekentenissen niet voor het bewijs mogen dienen. De zaak zou dan zondermeer gecasseerd dienen te worden dunkt mij.

Groot is dan ook de verbazing als ons hoogste rechtscollege oordeelt dat er “geen directe relatie is tussen deze ontoelaatbare verhoormethode en de verklaringen van verdachte O. die tot het bewijs zijn gebruikt “. Dus er is onvoldoende causaal verband aangetoond tussen de ontoelaatbare druk en de bekennende verklaring.

Een leek zou denken wat een (juridische) waanzin ! Maar de professional weet dat je met het recht alle kanten op kunt. En zo is het in deze zaak ook gegaan. De veroordelingen bleven allen in stand.

En dan na vele jaren worden de 160 videobanden die van de verhoren nog bestaan op verzoek van de verdediging door justitie overhandigd aan de project groep “Gerede twijfel” die in 2014 het volgende concludeert:

“De meeste verhoren van de verdachten zijn op video opgenomen. Daardoor valt voor het eerst te zien hoe het kan gebeuren dat een onschuldige verdachte bekent en hoe de politie er vervolgens in slaagt om hem te laten vertellen wat er tijdens dat misdrijf is gebeurd. Hoe lukt het de politie om een onschuldige verdachte die helemaal niet weet wat er gebeurd is, toch hierover te laten verklaren? Wie de processen-verbaal van deze bekentenissen leest, krijgt de stellige indruk dat de belangrijkste verdachte in deze zaak beschikte over “daderkennis”: hij wist dingen die een onschuldige verdachte onmogelijk kon weten. Op de opnames van de verhoren is te zien hoe dit kon gebeuren: door hem steeds maar weer te laten gokken, door hem via suggesties in de goede richting te sturen, en een enkele keer ook door gewoon voorzeggen. Dankzij de opnames van de verhoren valt meer te zeggen over valse bekentenissen dan ooit eerder mogelijk is geweest”.

Aldus het (wetenschappelijke) onderzoeksteam, dat ook een waarschuwing geeft voor de huidige rechtspraktijk. Zij constateren immers dat alle processen-verbaal van verhoren samenvattingen zijn, opgesteld door de verhoorders en dat daarin te lezen valt wat er volgens hen gezegd zou zijn. De daaraan voorafgaande gesprekken en oeverloze verhoor-sessies worden vaak niet weergegeven of uitgewerkt, waardoor niet valt te controleren hoe de (belastende) verklaringen precies tot stand zijn gekomen.

Recht doen op basis van “samenvattingen” is dus een enorm risico in zaken waarbij er geen sprake is van aanvullend (ondersteunend) technisch bewijs, zoals nu wel blijkt uit de foute beslissingen die er in de Arnhemse Villamoord tot in hoogste instantie zijn genomen.

Naar aanleiding van de harde en heldere conclusies van de onderzoeksgroep “Gerede Twijfel” is er door mij (en advocaten van medeverdachten) actie ondernomen en is bij de Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad om nader onderzoek gevraagd, de eerste stap naar een definitieve herziening.

Het door de AG ingeschakelde adviesorgaan oordeelt nu eveneens vernietigend over de zaak en stelt dat de voor bewijs gehanteerde processen-verbaal van verhoor “geen adequaat beeld geven van de afgelegde verklaringen en de wijze waarop die tot stand zijn gekomen”.

Een voor de verdediging belangwekkend en bemoedigend advies dat de weg opent naar een volledige herziening van alle negen (9) strafzaken , waarmee het wel eens de grootste gerechtelijke dwaling in de Nederlandse geschiedenis kan gaan worden.

Arthur van der Biezen Strafrechtadvocaat.


augustus 2018
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Nederlandse staat leert niets en blijft journalisten tappen.

In de Volkskrant van 17 december 2009 trekt de toenmalige minister van Binnenlandse zaken mevrouw Guusje ter Horst het boete kleed aan en erkent dat ze twee journalisten van De Telegraaf te snel heeft laten afluisteren. “Achteraf gezien had ik anders moeten handelen” stelde ze toen tijdens een spoed debat in de Tweede Kamer. De Tweede Kamer was woedend en riep haar voor deze inbreuk op de persvrijheid ter verantwoording.

Tijdens het debat zegde de minister van binnenlandse zaken toe voortaan in soortgelijke gevallen een andere keuze te maken en dus minder snel journalisten te zullen laten afluisteren. Ze stelde tijdens het debat dat ze, net als de kamer, grote waarde hecht aan de persvrijheid en dat de geplaatste telefoontaps alleen bedoeld waren om een lek binnen de AIVD op te sporen nu dat via intern onderzoek niet was gelukt. Direct na een publicatie van de Telegraaf werden er door de AIVD taps aangesloten onder het motto dat de “nationale veiligheid” in het geding zou zijn. Een hoger doel werd zodoende in stelling gezet om het direct tappen van twee journalisten te rechtvaardigen. Staatsbelang is daarbij altijd een goed argument. De commissie die toezicht houdt op de inlichtingen en veiligheidsdiensten (de CTIVD) oordeelde echter (achteraf !) dat op het moment van tappen géén concreet gevaar bestond dat er meer stukken over de Nederlandse inzet in Irak zouden kunnen lekken en dat daardoor schade zou kunnen ontstaan voor de nationale veiligheid.

December 2009, een kleine 9 jaar gelden, werd Nederland zich dus bewust van het ontoelaatbaar tappen van journalisten. “Onacceptabel” was de alom hoorbare reactie. Een flagrante schending van de vrije persgaring. Er was niet alleen getapt doch tevens bij de journalisten binnengevallen en hun woningen doorzocht. Deze doorzoekingen waren werkelijk ongekend en in Nederland nog nooit eerder vertoond. De Staat erkende wel dat ze te snel was gaan tappen doch de doorzoekingen konden volgens haar door de beugel.

Na 8 jaar procederen heeft het Europeese Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in oktober 2017 nu geoordeeld dat de Nederlandse Staat onrechtmatig jegens de journalisten heeft gehandeld en dat er een schadevergoeding betaald dient te worden.

Een jaren slepende zaak die tonnen proceskosten moet hebben gekost , aan belastinggeld wel te verstaan ! Een dure les voor de Staat der Nederlanden zou je denken. Maar wat schets de verbazing als we in juli 2018 de volgende krantenkoppen te lezen krijgen:

“De minister van Justitie en Veiligheid, Ferdinand Grapperhaus, heeft gereageerd op de drie bekende gevallen waarin het OM journalisten heeft afgeluisterd om informatie te verzamelen voor strafzaken.” “ Grapperhaus zegt het hoog op te nemen. De top van het OM is een onderzoek gestart naar andere gevallen waar mogelijk de bronbescherming van journalisten in het geding is geweest”.

In iedere normale strafzaak zou men dit gedrag als “Recidive” typeren dat zorgt voor een verhoging van de strafmaat. Maar zo werkt het bij de Staat der Nederlanden natuurlijk niet. Een batterij commissie zal nu ongetwijfeld weer hun onderzoeken gaan doen en omvangrijke rapporten gaan vervaardigen waarin al dan net halve en/of hele waarheden geformuleerd zullen gaan worden. Daarna zal deze minister, net als zijn voorganger jaren geleden, stellen dat het zo niet had moeten gaan en dat hij de gang van zaken “betreurt”.

Maar wat heeft de samenleving, en meer specifiek de journalistiek, allemaal aan deze plichtmatige excuses als men er in de kern toch niets van meent of mee doet. Duidelijk is dat de mensen die aan de knoppen zitten en beslissen tot het plaatsen van een tap of het doen gaan vergaren van (digitale) informatie bij journalisten (zoals bij een flutzaak omtrent een lek bij de keuze voor een burgemeester, niet bepaald een staatsveiligheid issue dunkt mij) niet van de eerder ophef hebben geleerd. Deze juristen weten donders goed wat mag en wat niet mag en dat het schenden en inbreuk maken op het grote goed van de “persvrijheid” tegen alle regels en wetten indruist.

Maar zolang er voor dit soort speurneuzen die de wet overtreden of (te) ruim hanteren géén sancties en/of consequenties aan verbonden zijn zal dit zich gewoon blijven herhalen zo heeft de geschiedenis ons nu geleerd. Het doel heiligt immers de middelen is het kennelijk motto van deze overheidsambtenaren die kennelijk gewoon lak hebben aan de wet. Dezelfde wetten die ze bij anderen dan trachten te moeten handhaven.

Arthur van der Biezen Strafrechtadvocaat.


april 2018
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Wie controleert straks de hackende politieagent?

Deze pakkende kop stond boven een artikel dat in september 2017 in het advocatenblad gepubliceerd werd en waarin zorgen werden geuit omtrent de voortschrijdende opsporingshandelingen die de politie op het internet maar ook daarbuiten momenteel aan het toepassen is. Digitale opsporing is hot en de opsporingsinstanties zijn de grenzen van de wet massaal aan het opzoeken waarbij zij gesteund worden door ons hoogste rechtscollege die stapje voor stapje vorm verzuimen en onrechtmatigheden in de opsporing wegredeneert. Aan grensoverschrijdende opsporing wordt door de Hoge Raad heden ten dage geen strobreed in de weg gelegd, waarin juist een aanmoediging lijkt te worden gezien. Wie controleert de hackende agent is dan ook een gerechtvaardigde vraag. Want verregaande wetgeving op dit gebied ligt klaar om in werking te treden. Hacken van computers, mobiele telefoons en alle andere apparatuur dat “online” functioneert (nog maar niet te denken aan het “internet of things”)behoort straks tot de mogelijkheden.

Sleepnet
Vrijwel tegelijkertijd ligt er een nieuwe wet die het voor de veiligheidsdiensten mogelijk maakt om alle digitale communicatie van een bepaalt “target” een concreet individu te doen vangen met een digitaal sleepnet. Concreet betekent dat dat als men iemand op de korrel heeft, vaak ingegeven door een beredeneert profiel (bijv. veel communicatie naar Libië of Algerije of enig ander risico land) men alle communicatie rond die persoon in een concrete buurt kan “vangen” duizenden gesprekken worden zo door de geheime dienst binnengehaald….vele gesprekken van mensen die niets met de verdenking van doen hebben. Een onvermijdelijk schending van fundamentele grondrechten, zoals het recht op eerbiediging van privé-leven en het recht op vrijheid van gedachte , geweten en godsdienst. Een extreem zwaar middel waarbij de diensten ongetwijfeld bijvangst zullen oppikken waarin men eveneens iets verdachts waarneemt. In het verleden hebben we meerdere malen gezien dat in dergelijke situaties het doorschuiven van deze info naar reguliere opsporingsinstanties door de rechter wordt geaccepteerd. Waarmee de cirkel rond is en er levensgroot het risico aanwezig is dat men veel verder gaat met het vergaren van info omtrent onschuldige burgers dan de bedoeling is van de wetgever. Zoals gezegd we hebben het vaker gezien. De wet wordt vrijwel zeker aangenomen en ingevoerd nu politici al massaal te kennen hebben gegeven zich niets gelegen te laten liggen aan het referendum omtrent de sleepwet.

De praktijk
Inmiddels liggen er bij mij op mijn bureau meerdere zaken waarbij (verregaande) digitale opsporing een rol heeft gespeeld. In een van die zaken handelt het om een vermeende hacker die inbrak in meerdere computers van banken en diens klanten waarbij voor duizenden euro’s buit zou zijn gemaakt. Om achter de vermeende dader te kunnen komen diende de identiteit van de gebruiker achter verschillende ip-adressen achterhaald te worden. Dit pakte de speurders op een creatieve manier aan. Men schakelde een tussenpersoon cq een bureau in dat gewoonweg de namen van de gebruiker(s) kon aanleveren tegen betaling. De politie kocht de informatie en ging er naarstig mee aan de slag. Bij nader onderzoek bleek dat het bureau de informatie op haar beurt gekocht had van een firma die gehackte informatie opkocht en daarmee onrechtmatig bezig was. Gestolen data lag zodoende aan de opsporing ten grondslag. Na 6 maanden voorlopige hechtenis was verdachte na deze bevindingen op vrije voeten. Wat echter nog niet betekent dat de rechter straks tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak ons verweer zal accepteren. Zo eenvoudig ligt het niet.

Gebruikmaking van onrechtmatig verkregen informatie (gestolen info), vaak via een tussenpersoon , wordt door de ene rechter als ernstig ervaren en als een vormverzuim getypeerd doch vrijwel nooit (meer) wordt er als consequentie bewijsuitsluiting aan verbonden zodat er richting de opsporingsinstanties geen corrigerend effect meer is.

Een lichtpuntje althans enige hoop zou je als jurist kunnen putten uit een recente uitspraak van het gerechtshof te ’s-Hertogenbosch waarbij het Hof in een belastingzaak (geen strafzaak en dus een ander toetsingskader) oordeelde dat de Staat der Nederlanden niet mag profiteren van door misdrijf verkregen informatie.

“Overwogen werd dat de Belastingdienst tegen betaling informatie heeft ontvangen van een tipgever over buitenlandse rekeningen van Nederlanders. De belastingaanslagen zijn in de onderhavige procedure opgelegd naar aanleiding van die informatie. Volgens het Hof heeft de tipgever een misdrijf gepleegd bij het verkrijgen van het bewijsmateriaal en heeft de belastingdienst dus betaald voor uit een misdrijf afkomstig bewijsmateriaal”.

Nou zou je verwachten dat dit door het Hof ondermeer zou resulteren in een bewijsuitsluiting..maar zo makkelijk gaat het heden ten dage niet meer. Men gaat verder met redeneren. (een hobby van ons juristen)

Bewijsuitsluiting.
“Volgens het Hof heeft dat niet altijd tot gevolg dat het bewijsmateriaal van gebruik wordt uitgesloten. Dit hangt af van een beoordeling van de gemaakte belangenafweging. Daarbij gaat het aan de ene kant om het belang van juiste belastingheffing en het bestrijden van belastingontwijking. Aan de andere kant gaat het erom dat crimineel gedrag niet wordt beloond.”

Dus of door misdrijf verkregen informatie door de overheid gebruikt mag worden hangt volgens dit Hof nog af van de juistheid van een belangen afweging. Soms (bij een juiste afweging) zou dus door misdrijf verkregen info gewoon gebruikt mogen worden.

Het Hof oordeelt dan vervolgens dat er onvoldoende duidelijkheid is verschaft over de door misdrijf verkregen informatie en dat de overheid teveel geheim heeft gehouden om tot een goede afweging te komen. Bewijsuitsluiting is volgens het Hof de enige juiste beslissing. Een klein lichtpuntje waaraan de strafrechter in voorkomende gevallen een voorbeeld zou kunnen nemen.

Openheid , transparantie en duidelijkheid zijn bij deze beslissing kernwoorden die de doorslag hebben gegeven. Hoe ver mogen opsporingsinstanties gaan en hoe leggen ze verantwoording af , geven ze voldoende inzicht in hun handelen.

PGP onderzoeken / Ennetcom zaak.
Openheid en transparantie vormt in een momenteel lopende strafzaak ook een cruciaal punt van discussie. In september 2016 heeft een Canadese rechter naar aanleiding van een Nederlands rechtshulp verzoek een gehele server met alle data van duizenden pgp’s telefoons aan Nederlandse opsporingsambtenaren ter hand gesteld met de redenering dat het enkele gericht zoeken op een paar individuen niet mogelijk zou zijn en dat daarmee wellicht verbanden tussen personen gemist zouden kunnen worden. Derhalve heeft de Canadese rechter geoordeeld dat dan maar gemakshalve een complete kopie van alle data aan de Nederlanders verstrekt mocht worden. En zo geschiedde. De Canadese rechter overwoog echter in zijn beslissing dat met de data van derden zorgvuldig omgesprongen diende te worden en dat slechts de verzoekende speurders van 4 concrete onderzoeken de data mochten bestuderen. Als anderen die behoefte zouden hebben (niet zijnde andere landen want die dienen zich in Canada te melden) dienden deze zich tot een Nederlandse rechter te wenden die zou moeten beslissen of de waarborgen van (onschuldige) derden voldoende gewaarborgd zouden zijn. Fishing-expeditions dienden daarmee voorkomen te worden en het zou te omslachtig zijn om iedere onderzoeker een aanvraag in canada te laten dienen.

Zorgvuldigheid diende volgens de Canadese rechter dus gewaarborgd te zijn en de toetsing daarvan werd overlaten aan de Nederlandse rechter. Maar in de eerste strafzaak waarin het om deze data gaat van duizenden individuen acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht en gaat men verder (zelfs na een afgewezen wrakingsverzoek) nadat alle verzoeken van de verdediging om inzage te krijgen in hoe men de data gefilterd heeft en doorzocht zijn afgewezen . De verdediging wordt inzage in de data onthouden en verzoeken gericht op het verzamelen van mogelijk “ontlastend materiaal” in de enorme berg van data wordt de verdediging onthouden. En daarmee zijn we weer terug bij af en is de rechterlijke controle op de digitale opsporing een wassen neus, pure fictie. Deze zaak voorspelt dan ook niet veel goeds voor de toekomst waarin de digitale opsporing een speerpunt zal gaan vormen.

Binnendringen in een geautomatiseerd werk.
“Voor een effectieve opsporing , het tegengaan van spionage , verstoring en sabotage , en het waarborgen van de nationale veiligheid is onderzoek in het digitale domein noodzakelijk”. Aldus de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De wet (computercriminaliteit III) die het “binnendringen van computers” moet gaan regelen ligt momenteel ter beoordeling van de eerste Kamer. Het gaat hier om een wet die de politie de bevoegdheid geeft om via speciaal daartoe door de staat aangeschafte hack-software in iedere computer binnen te dringen. Eenmaal binnen kan er een doorzoeking plaatsvinden waarbij alle communicatie kan worden bekeken en alle bestanden doorzocht. Ook de communicatie met “derden” die wellicht niets van doen hebben met de verdenking kunnen deel uitmaken van de doorzoeking. Bevoegdheden die diep ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van individuen en hun directe omgeving. Het wetsvoorstel geeft de politie verregaande bevoegdheden om in te breken op digitale apparaten, waaronder computers , camera’s en mobiele telefoons. Door verschillende politici in de eerste kamer worden echter vraagtekens gezet bij de controle en de waarborgen op deze verregaande hack bevoegdheden.

Verantwoordelijkheid.
Massale wetgeving op het gebied van het doorzoeken van al onze privacy gevoelige digitale communicatie en bestanden en met ongekend vergaande bevoegdheden staat onze samenleving te wachten. Geen telefoon of laptop die nog anoniem zal kunnen blijven. Al onze digitale communicatie is in potentie doorzoekbaar en hack-baar en de speurders zullen in de toekomst met hartelust kunnen gaan grasduinen. Maar de wetgever stelt dat dit slechts mag na de zorgvuldige weging en toetsing van de criteria “proportionaliteit en subsidiariteit” en dat er voldoende waarborgen zouden zijn om onnodige privacy schendingen te voorkomen. We moeten vertrouwen hebben in de mannen en vrouwen die dadelijk met deze verregaande bevoegdheden aan de slag mogen…vaak mannen en vrouwen die enkel willen scoren en boeven willen vangen. Toetsing achteraf zou geregeld zijn doordat de zaak immers door een rechter zal worden beoordeeld die vervolgens zich dan een oordeel kan vormen omtrent de toegepaste bevoegdheden en zich kan uitlaten over de vraag of die al dan niet op een rechtmatige wijze zijn toegepast en er voldaan is aan de normen van proportionaliteit en subsidiariteit.

Maar of we in de praktijk nou veel kunnen en mogen verwachten van deze toetsing achteraf valt nog maar te bezien. De jurisprudentie verschuift echter steeds meer naar een marginale toets van toegepaste bevoegdheden waarbij vorm verzuimen en onrechtmatigheden (soms) wel worden geconstateerd maar er geen enkele rechtsgevolg aan wordt verbonden. De wind die waait in strafrechtelijk Nederland is er een waarbij de verdachte “niet een rechtens te respecteren belang heeft bij fouten en/of onvolkomenheden in de opsporing” en hij er derhalve niet van mg profiteren. Met deze redenering worden onrechtmatigheden in de opsporing niet meer gesanctioneerd in de rechtelijke uitspraak en wordt er geen (juridisch) gevolg aan gegeven. De worst van de “gedegen rechtelijke toetsing” als sluitstuk van deze verregaande wetgeving die de heren politici wordt voorgehouden is dus eigenlijke een wassen neus en functioneert steeds minder. Jammer dat politici daar geen zicht op hebben waardoor er straks wetgeving in werking treedt die van onvoldoende waarborgen is voorzien in de simpele hoop dat de rechter het wel gaat regelen.

Arthur van der Biezen Strafrechtadvocaat.


december 2017
Foto Tjerk Wassenaar

Het (on)gemak van voorlopige hechtenis

“Van alle landen in Europa stopt Nederland het snelst en het vaakst mensen in voorlopige hechtenis, ook steeds vaker ten onrechte” schreef hoogleraar Beunders mei dit jaar in De Groene Amsterdammer. Kort daarvoor had het College voor de Rechten van de Mens al gerapporteerd dat Nederlandse rechters vaak onvoldoende kritisch kijken naar de toepassing van voorlopige hechtenis en de argumentatie die daaraan ten grondslag ligt. Als aanbeveling in haar rapport benadrukte het College nogmaals de jurisprudentie van het Europese Hof, waaruit volgt dat voorlopige hechtenis een laatste middel dient te zijn en dat een minder zwaar middel, zoals een schorsing van de hechtenis onder voorwaarden, de voorkeur dient te krijgen. Uitgangspunt is altijd dat een verdachte onschuldig is totdat het tegendeel is bewezen (art. 6 EVRM en art. 14 IVBPR) en dat hij zijn proces in vrijheid moet kunnen afwachten (art. 5 EVRM en art. 9 IVBPR). Helaas blijkt nog niet iedereen daarvan doordrongen, zo werd onlangs duidelijk in een zaak tegen mijn cliënt.

In die zaak was mijn cliënt met vrienden naar de kermis geweest. Na een geslaagde avond keerde hij nietsvermoedend huiswaarts en fietste door een bos, alwaar op hetzelfde moment kennelijk een aantal jongens werden overvallen en beroofd. De jongens verklaarden dat ze van hun fiets werden getrokken en dat ze vervolgens werden geslagen en geschopt, waarna geld, sleutels en een mobiele telefoon zouden zijn ontnomen. Verkeerde moment, verkeerde plaats. Cliënt werd dezelfde avond nog aangehouden door de politie wegens vermeende betrokkenheid bij de straatroof. Cliënt ontkende iedere betrokkenheid en uit het onderzoek van politie en justitie kwam geen enkele aanwijzing naar voren dat hij een bijdrage aan de straatroof had geleverd, laat staan “een significante bijdrage van voldoende gewicht” (zoals voor medeplegen is vereist). Het enkel aanwezig zijn of in de buurt zijn is volgens vaste jurisprudentie daarvoor niet voldoende. Tevens was er geen enkel technisch bewijs dat cliënt aan de vermeende straatroof kon linken.

Het standpunt van het OM kwam er kort beschreven op neer dat er desondanks voldoende aanwijzingen waren dat cliënt betrokkenheid had bij de straatroof, nu cliënt op het moment van de straatroof op de plaats delict was en aldaar zou zijn herkend door een getuige. Waar rook is, is vuur. Op vordering van de officier van justitie werd cliënt daarom door de rechter-commissaris 14 dagen in bewaring gesteld en in afwachting van aanvullende onderzoeksresultaten werd vervolgens door de rechtbank ook nog de gevangenhouding voor de duur van 30 dagen bevolen. Waar de officier van justitie en de rechtbank (op dat moment) echter aan voorbij gingen was dat de getuige had verklaard dat cliënt op afstand stond.

Gedurende de periode dat cliënt in gevangenhouding zat en ik ondertussen de verdediging van cliënt had overgenomen van een collega, kwam uit het aanvullende onderzoek wederom geen enkele aanwijzing naar voren dat cliënt een bijdrage aan de straatroof had geleverd. Dat lag geheel in de lijn der verwachting en had men reeds kunnen afleiden uit het feit dat de getuige had verklaard dat cliënt op afstand stond. Sterker nog: een andere getuige bevestigde later dat cliënt op geruime afstand stond en verklaarde dat cliënt niks gedaan had. Ik was dan ook hoogst verbaasd toen de officier van justitie tijdens de opvolgende raadkamerzitting met droge ogen toch verlenging van de gevangenhouding (voor de duur van maar liefst 60 dagen!) vorderde. De meervoudige strafkamer moest tijdens de inhoudelijke behandeling van de zaak maar beslissen of er voldoende bewijs was en tot die tijd moest cliënt “gewoon” in voorlopige hechtenis blijven, aldus de officier van justitie. Gelukkig ging de rechtbank daar niet in mee en werd de voorlopige hechtenis van cliënt na 1,5 maand eindelijk opgeheven wegens “het ontbreken van voldoende ernstige bezwaren ten aanzien van het medeplegen van de straatroof”.

Tot een inhoudelijke behandeling van de strafzaak is het nooit gekomen. De officier van justitie, die eerder nog verlenging van de gevangenhouding vorderde, heeft inmiddels eieren voor haar geld gekozen en de zaak tegen cliënt geseponeerd wegens onvoldoende bewijs. Cliënt kan nu de kerst met zijn moeder doorbrengen en wacht een riante schadevergoeding. Die vergoeding is echter slechts een pleister op de wonden en staat in schril contrast met de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft gezeten: die tijd kan hij nooit meer inhalen en zal hij nooit vergeten. De vraag, die advocaat-generaal Taru Spronken mei dit jaar in het Nederlands Juristenblad terecht stelde, is daarom: kan het ook een tandje minder? Men lijkt het zekere voor het onzekere te willen nemen, maar overziet daarbij onvoldoende de ingrijpende consequenties en gevolgen die voorlopige hechtenis met zich meebrengt. Terwijl het juist andersom zou moeten zijn: geen voorlopige hechtenis tenzij…

Tjerk Wassenaar
Strafrechtadvocaat bij Van der Biezen Advocaten


oktober 2017
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Miljoenen zaak stuk door nalatige officier.

Met de import en export van grote hoeveelheden hash en hennep gedurende vele jaren, transporten vanuit Italië en Pakistan naar Engeland, zou volgens het openbaar ministerie maar liefst 37.000.000,- euro (zeven-en-dertig miljoen euro) verdiend zijn door een grote groep criminelen bestaande uit 7 verdachten. Lopende de processen zou de hoofdverdachte en vermeende leider van de groep zijn geliquideerd. De 6 verdachten werden op basis van het dossier door de rechtbank alsmede het gerechtshof veroordeeld tot gevangenisstraffen variërend van 15 maanden tot 6 jaar.

Op 11 november 2014 , na de behandeling van de strafzaken in hoger beroep, werd door de officier de ontnemingsvordering bij de rechtbank aangebracht waarin de officier van de zes overgebleven verdachten bedragen vorderde tussen de 1,6 miljoen en de 7,8 miljoen. Enorme bedragen die door de cliënt gedurende de rest van zijn leven nimmer op te hoesten zou zijn. De gehele vordering werd echter gebaseerd op een schatting aangezien het OM géén idee had van de werkelijk ontvangen gelden. Tijdens meerdere zittingen werd dat door het OM ruiterlijk toegegeven. De berekeningen waren louter gebaseerd op de uitspraken van de rechtbank en het Hof waarin werd aangegeven wie welke rol vervuld zou hebben binnen de criminele organisatie. Een berekening die gebaseerd was op pure speculatie en niets met de werkelijk ontvangen gelden van doen had was het standpunt van de verdediging.

De rechtbank volgde het verweer van de verdediging en oordeelde op de zitting van 20 maart 2015 dat de officier van justitie “voorshands onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat de gevorderde bedragen het daadwerkelijk per deelnemer van de criminele organisatie verkregen voordeel benaderde”, en dat er dus een uitgebreide kasopstelling per verdachte vervaardigd diende te worden. Met andere woorden de officier van justitie moest zijn huiswerk overdoen en aannemelijk maken wat de precieze uitgaven en ontvangsten waren van iedere verdachte gedurende de hem ten laste gelegde periode van vele jaren.
De rechtbank gaf tevens aan de officier van justitie de opdracht om periodiek te rapporteren omtrent de voortgang van het nieuwe onderzoek.

Na geruime tijd niets van de officier vernomen te hebben werd de zaak wederom aangebracht op de zitting van de rechtbank van 8 september 2017. Op deze zitting bleek het volgende.

Citaat rechtbank:
“De rechtbank concludeert dat de officier van justitie lopende de ontnemingsprocedure de hoogte van de bedragen ter ontneming alsmede de grondslag daarvan meermalen aanzienlijk heeft gewijzigd, en thans slechts een voorlopig standpunt inneemt.” “Feitelijk heeft de officier na 10 oktober 2016 geen enkele onderzoeksactiviteit meer verricht en vervolgens ter zitting van 8 september 2017 meegedeeld dat hij geen uitgebreide kasopstelling zal opstellen en van de opdracht van de rechtbank de vermogenspositie van de veroordeelden te inventariseren.”

Het oordeel van de rechtbank is vervolgens snoeihard en duidelijk:
“Al met al concludeert de rechtbank het volgende. In de ongeveer drie jaar dat deze ontnemingsprocedure nu loopt, heeft de officier van justitie sterk wisselende standpunten ingenomen over de hoogte van de te ontnemen bedragen waarbij niet nader is onderbouwd waarom uiteindelijk , in strijd met eerder ingenomen standpunten , toch weer is gekozen voor een berekening van de te ontnemen bedragen op basis van de opgelegde gevangenisstraffen. Voorts heeft de officier van justitie niet de door de rechtbank gelaste periodieke verslagen verstrekt en heeft hij zich evenmin voldoende willen inspannen om de vermogenspositie van de verdachten te inventariseren zoals de rechtbank had opgedragen.”

Eind-Oordeel:
“Dit alles in onderlinge samenhang bezien brengt de rechtbank tot het oordeel dat het openbaar ministerie door haar nalatige en diffuse handelwijze de beginselen van een behoorlijke procesorde dermate heeft geschonden dat dit moet leiden tot de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.”

Een zeer opmerkelijke uitspraak waarin met het OM de vloer wordt aangeveegd omdat ze simpelweg volstrekt nalatig is geweest en volgens de rechtbank gewoon haar werk niet adequaat heeft verricht. termen als “nalatig” en diffuse handelwijze” zie je zelden in een beslissing van een gerechtelijk college zeker in een tijd waarin de Hoge Raad alle mogelijke moeite neemt om ieder vormverzuim weg te redeneren en de verdediging het op juridisch gebied zo moeilijk (zo niet onmogelijk maakt) mogelijk maakt om op juridische punten haar gelijk te doen laten halen.

Deze rechtbank durfde in deze zaak echter wel de officier op een gepaste wijze te corrigeren. U zult begrijpen dat mijn cliënt de uitspraak met veel vreugde heeft omarmd. Nu afwachten of het OM in beroep durft te gaan….het zal mij benieuwen.

Arthur van der Biezen Strafrechtadvocaat.


augustus 2017
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Wapentransport voor motorbende onderschept.

Vijf automatische geweren, 2 machinegeweren, 3 pistolen, 6 granaatwerpers, 22 handgranaten , 1116 patronen (7,62 mm en/of 7,9 mm en/of 9 mm) en 5 detonators was het lijstje aan goederen dat in januari 2015 in een bestelbusje werd aangetroffen dat in Kroatië door de plaatselijke politie van de weg werd gehaald. Een busje dat op weg naar Nederland was en waarvan de politie beweert dat de lading onder andere voor de motorclub No Surrender bedoeld zou zijn geweest. Een groepje mannen van Nederlandse en Belgische afkomst werd vervolgens van hun bed gelicht op basis van de verdenking wapensmokkel vanuit het voormalige Joegoslavië naar Nederland . Naast de Nederlandse bestuurder van het busje werden in Kroatië nog 10 andere verdachten aangehouden. De rechtbank in Kroatië veroordeelde de chauffeur aldaar tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden op basis van het in het “bezit hebben” van de illegale wapens. Je zou denken dat daarmee de kous voor hem af was aangezien een wettelijk uitgangspunt is dat “niemand 2 maal voor het zelfde feit” veroordeeld mag worden”.

Het openbaar ministerie dacht daar in Nederland anders over en bracht de chauffeur alsmede de rest van de groep onlangs voor de rechtbank in Den Bosch op basis van een iets andere verdenking. De groep en de chauffeur werden nu vervolgd voor het “illegale transport en de poging invoer” van de enorme hoeveelheid wapens. In de kern een juridische truc die in het verleden wel vaker is toegepast. Een truc waar de rechtbank 2 weken later in mee ging en een vonnis uitspraak van 18 maanden gevangenisstraf waarvan 9 maanden voorwaardelijk. Een onjuiste en zure beslissing.

Dubbele bestraffing is een issue waarover het Gerechtshof te Den Bosch zich binnenkort ook in een andere strafzaak zal moeten buigen. Onlangs is immers een jongeman die in België tot levenslang is veroordeeld voor moord op een makelaar ook nog eens veroordeeld door de Rechtbank in Den Bosch een straf van 8 jaren terwijl het ook hier ging om een “samenhangend feitencomplex”. Hier heeft men door vervolging in verschillende landen iemand te straffen met levenslang plus 8 jaar. Bizar ! Het laatste woord over dit soort “creatieve rechtspraak en trucjes” is nog niet gesproken en zal uiteindelijk door de Hoge Raad worden beslecht.

In de wapensmokkel zaak heeft de rechtbank te Den Bosch wel een andere beslissing genomen die wel goed doordacht was principieel en bruikbaar. Tegen mijn cliënt de heer P. werd door de officier van justitie een gevangenisstraf geëist van maar liefst een 2 en een half jaar voor medeplegen aan grootschalige wapentransporten bestemd voor criminele bendes.

Mijn cliënt kwam echter in het gehele dossier amper voor en was een respectabel techneut die “controller” was op grote industriële bedrijfsparken en verdiende daarmee meer dan genoeg geld. Enige aanleiding om zich bezig te gaan houden met foute criminele zaken was er dan ook niet.

Toch was het feit dat cliënts broer en ouders in Kroatië woonden en dat hij bij verschillende bijeenkomsten was geweest, met mede-verdachten, gekoppeld aan een paar als “verdacht gepresenteerde” telefoongesprekken voldoende om hem tijdens een vergadering van zijn directie op te pakken en langdurig in de gevangenis te zetten.

Na jaren werd hij dan eindelijk, te samen met de anderen, vervolgt en beoordeeld.

Dat oordeel viel voor de officier echter niet goed uit. Ondanks een omvangrijke analyse van hoofdzakelijk telefoontaps en wat andere verdachte omstandigheden oordeelde de rechtbank dat het niet genoeg was. De rechtbank oordeelde:

“De vraag is of verdachte ook betrokken was bij (één van) deze twee wapentransporten en zo ja, wat dan zijn aandeel/rol is geweest. De rechtbank stelt vast dat het mogelijk belastende materiaal in het dossier in de zaak van verdachte voornamelijk uit tapgesprekken bestaat. De interpretatie van deze tapgesprekken dient met grote zorgvuldigheid te worden bezien”

“De rechtbank is van oordeel dat de inhoud van een aantal van de getapte telefoongesprekken tussen verdachte en zijn broer verdacht zijn. Voldoende bewijs om vast te stellen of verdachte ook daadwerkelijk betrokken was bij de twee wapentransporten die in de ten laste gelegde periode hebben plaatsgevonden, en zo ja wat dan zijn precieze aandeel is geweest en of hij als pleger of medeplichtige moet worden aangemerkt, ontbreekt echter. Een concrete link tussen verdachte en de twee specifieke transporten in december 2014 en januari 2015 is er, ondanks de veroordeling van zijn broer [medeverdachte 2] door de rechtbank te Split, naar het oordeel van de rechtbank niet”.

‘Ten aanzien van het door de officier van justitie aangehaalde tapgesprek van 12 december 2014, waarin volgens hem met verhullend taalgebruik (“fumari buizen” en “grote katapulten”) wordt gesproken over wapens, merkt de rechtbank op dat niet duidelijk is of sprake is van verhullend taalgebruik en zo ja, wat daar dan mee wordt bedoeld. De raadsman van verdachte heeft onder verwijzing naar zoekresultaten van Google betoogd dat “fumari buizen” waterpijpen zijn. Verdachte heeft ook eerder verklaard dat twee vrienden van [betrokkene] zijn aangehouden in Kroatië in verband met weed en in een ander tapgesprek wordt ook gesproken over ‘5/6 kilo kaas’. De rechtbank kan op grond van deze tapgesprekken niet vaststellen dat deze betrekking hebben op de ten laste gelegde wapentransporten”.

Hoe simpel kan het zijn. De officier roept uit de losse pols “Fumari pijpen” moet wel sluiertaal zijn voor raketwerpers of ander geschut. Een onderzoek op Google leerde mij dat er ook een waterpijp te koop is die de naam draagt “Fumari pijp”. Op de uitnodiging ter zitting van mijn zijde of de officier dan een betere onderbouwing kon tonen omtrent zijn interpretatie van het woord “Fumari pijp” werd het stil. Zo ziet U maar dat “creativiteit” soms onmisbaar is in het strafrechtelijk vak.

Check: ECLI:RBOBR:2017:3666.

Arthur van der Biezen Strafrechtadvocaat.


juni 2017
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Vrijspraak door ontbrekend bewijs.

Na een alarmerend bericht dat binnenkwam bij de politie te Arnhem werd er een zwaar bebloede man op straat aangetroffen. Hij werd ondersteund door een buurtbewoonster die de politie liet weten dat de gewonde man aangaf dat hij door een kennis van hem met een mes gestoken was. Met meerdere steekverwondingen in hoofd en arm werd de man in het ziekenhuis opgenomen en behandeld. Tegenover de politie wilde de man niets verklaren en tevens wilde hij geen aangifte doen. Na het horen van verschillende buurtbewoners en mogelijke getuigen werd de man enkele weken later nogmaals door de politie gehoord. Tijdens dit verhoor deed hij wel aangifte en noemde hij de naam van een vriend van hem die de steekverwondingen zou hebben toegebracht.

Hij verklaarde dat hij bij het huis van zijn moeder werd opgehaald toen er door iemand was aangebeld. De kennis die aan de deur stond zei dat ze iets te bespreken hadden en vroeg hem om mee te rijden. Aangever stapte vervolgens achterin de auto en de kennis van hem ging voorin op de bijrijdersstoel zitten.

Enige tijd later zou de betreffende kennis zich in de auto hebben omgedraaid en zou zonder iets te zeggen op aangever ingestoken hebben. Daarna zou de auto gestopt zijn waarna aangever de kans zag de deur van de auto te openen en weg te vluchten. Volgens aangever zouden bouwvakkers die aldaar aan de bestrating aan het werk waren alles gezien moeten hebben.

Gevraagd naar het motief of de aanleiding van de steekpartij kon aangever géén helder verhaal produceren. Hij had wel vermoedens over vreemdgaan met een vriendinnetje maar verder kwam hij niet. Een bizar verhaal waarbij slechts één ding objectief vast stond namelijk het opgelopen letsel. Vrijwel direct na het noemen van de naam van de vermeende dader…de “kennis” van aangever werd deze opgepakt op verdenking van poging tot moord dan wel poging doodslag. Tegenover de politie zowel als tegenover de Rechter-Commissaris ontkende cliënt dat hij aangever …een kennis van hem….ook maar iets had aangedaan. Hij verklaarde dat hij aangever die dag bij zijn moeder had opgehaald om over een zaak te praten en dat hij vervolgens met hem en een andere vriend een stukje was gaan rijden. Na een discussie in de auto waren ze gestopt en was aangever … zonder enig letsel….lopend vertrokken. Van een steekpartij in de auto was volgens cliënt géén sprake. Na het horen van verschillende (vermeende) getuigen werd de zaak na 9 maanden inhoudelijk door de rechtbank behandeld. Twee dagen na de zitting belde cliënt mij op met de mededeling dat hij was vrijgelaten en dat hij naar huis kon.

De Rechtbank oordeelde als volgt:
“De rechtbank ziet op zichzelf geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de aangifte. Dat aangever niet direct aangifte deed doet aan de betrouwbaarheid niet af nu dit valt te verklaren door de medische toestand van het slachtoffer, vlak na het steekincident. Echter, volgens artikel 342, tweede lid , van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval (ECLI:HR:2013:BZ1890)

En de rechter vond, in de zaak van mijn cliënt, dat al het (steun-) bewijs afkomstig was van enkel het verhaal van de aangever en dat er verder géén objectieve (andere) bron was die zag óf er gestoken was en zo ja door wie. Vervroegde vrijspraak volgde.

Arthur van der Biezen Strafrechtadvocaat.


mei 2017
Foto Tjerk Wassenaar

Mr. of Hardcore

Het Openbaar Ministerie heeft al jaren een zogenaamde ‘wasstraat’ op festivals, waar festivalgangers die de wet zouden overtreden zich moeten verantwoorden. Het gaat dan vooral om drugsbezit. Na een stortvloed van kritiek in 2015 (Lowlands) – er ontstond commotie omdat aangehouden festivalgangers snel akkoord gingen met een strafbeschikking om maar door te kunnen feesten, terwijl ze niet begrepen dat ze op deze manier snel een strafblad kregen – wordt er sindsdien bij grote festivals een advocaat ingeschakeld. Onlangs werd ik benaderd om als advocaat te fungeren bij “Masters of Hardcore”. Een jaarlijks evenement waar zo’n 25.000 fans uit binnen- en buitenland op afkomen en waar ik tientallen cliënten van deskundige rechtsbijstand heb voorzien.

Mensen die het idee hebben dat Nederland liberaal met drugs omgaat, komen bij zo’n festival bedrogen uit. Het Openbaar Ministerie en de politie hebben er namelijk lopendebandwerk van gemaakt: festivalgangers die meer dan de toegestane gebruikershoeveelheid bij zich hebben, worden aangehouden en overgebracht naar ‘de wasstraat’ of het politiebureau, alwaar zij (veelal) een strafbeschikking krijgen uitgereikt. In dat kader wijs ik u op de richtlijnen Strafvordering Opiumwet, welke in 2015 (harddrugs) en 2016 (softdrugs) voor het laatst zijn aangescherpt:

Neem minder dan 5 gram wiet mee, anders krijgt u minimaal 75 euro boete, welke kan oplopen tot 750 euro (bij 300-500 gram wiet). Ook als u minder dan 5 gram wiet meeneemt, kan dit worden afgepakt. Immers, het bezit ervan in deze proporties wordt in Nederland gedoogd maar is volgens de wet wel strafbaar.

Ten aanzien van harddrugs wordt gedoogd 0,5 gram poeder (bijvoorbeeld cocaïne), 1 XTC-pil of 5 ml GHB. Indien u meer van deze drugs aanwezig hebt, dan is de boete minimaal 375 euro en kan deze oplopen tot 750 euro (bij 5 gram poeder of 10 pillen). Daarna komt u niet meer weg met een boete.

Als u uiteindelijk een strafbeschikking krijgt, ga dan nooit zomaar akkoord! Het is namelijk in bijna alle gevallen zinvol om in verzet te gaan, alleen al omdat u met het aanvaarden en betalen van de strafbeschikking bij misdrijven, zoals drugsbezit, een strafblad krijgt. Een strafbeschikking staat gelijk aan een veroordeling door een rechter en een aantekening hiervan op uw justitiële documentatie (strafblad) kan de afgifte van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) in de weg staan.

Daarbij wordt er vaak een strafbeschikking uitgevaardigd zonder dat er een volledig dossier is aangelegd. Stukken waarin (chronologisch) wordt weergegeven hoe de verdenking is ontstaan en hoe het onderzoek is verlopen ontbreken vaak. Is de aanleiding van het onderzoek rechtmatig? Is er wel gewezen op zwijgrecht (cautie)? Was er wel een voldoende redelijk vermoeden van schuld om bepaalde dwangmiddelen in te zetten? Is er voldoende bewijs en is dat bewijs rechtmatig verkregen? Het is dus verstandig om het dossier door een advocaat te laten opvragen en te laten bestuderen om deze vragen beantwoord te krijgen.

Tot slot hanteert het Openbaar Ministerie, zoals hiervoor beschreven, richtlijnen en wordt er zelden of nooit rekening gehouden met andere (persoonlijke) omstandigheden. Tijdsverloop door het instellen van verzet kan daarbij strafverminderend werken. Ik heb nog nooit meegemaakt dat een rechter een hogere straf oplegde. Heeft u nog meer redenen nodig om in verzet te gaan?

Let op: het verzet moet binnen 14 dagen na ontvangst van de strafbeschikking worden ingesteld. Heeft u zelf een strafbeschikking ontvangen en wenst u deskundige rechtsbijstand? Bel dan 073 – 610 20 05.

Tjerk Wassenaar
Strafrechtadvocaat bij Van der Biezen Advocaten


april 2017
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Wonderbelegger met 9 miljoen euro vrijgesproken van oplichting

Zijn jarenlange fascinatie voor alles wat met beleggen en de beurs te maken heeft werd hem bijna noodlottig toen de officier van justitie twee weken geleden 5 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf eiste wegens beleggingsfraude en oplichting. Rob had in de loop der jaren veel ervaring met beleggen opgedaan en daarbij zo'n goed resultaat behaald dat de ene na de andere kennis met hem in zee wilde. Toen de resultaten ronduit fantastisch bleken te zijn breidde de vrienden en kennissen kring zich in rap tempo uit. De bedragen werden groter en de kring van inleggers groeide gestaag. Al snel kreeg Rob de geuzennaam van "wonderbelegger".

Toen na slechts een vluchtige kennismaking een bedrag van maar liefst 4 miljoen euro werd overgemaakt door een via via kennis sloeg bij Rob de stress toe. Met vrijwel "card-blanche" werden de activiteiten steeds spannender en de risico's steeds groter. Een als hobby ontstane activiteit werd een serieuze aangelegenheid.

Vrijwel iedere week kwam het beleggingsclubje bij Rob over de vloer en werden de resultaten van die week besproken en met een ieder gedeeld. Verliezen werden geaccepteerd en door het "hefboom effect" van de financiele producten ging de portefeuille op en neer. Bij tegenslag werd er nieuw geld ingelegd....zo ging de carroussel maar door.

Totdat de verliezen de overhand begonnen te krijgen en de inleggers hun geld zagen verdampen.... Bij financieel verlies is de liefde snel bekoeld.

Op aandringen van enkele boze inleggers greep de FIOD in en legde de gehele handel in een klap stil. Zelfs na zijn arrestatie trachtte een deel van de beleggingsclub nieuw geld in te zamelen om samen met Rob een "doorstart" te maken. Maar de druk van het opsporingsapparaat was te groot ...... inleggers, aanvankelijk niet van plan aangifte te doen, werden overgehaald dat toch te doen.

Een enorme strafzaak werd opgebouwd. Alles en iedereen zou door Rob met leugens en verzinselen om de tuin zijn geleid en daardoor zijn "bewogen" om onder valse voorwendselen grote bedragen geld aan hem over te maken. Aanvankelijk werd er zelfs gesteld dat hij een "piramide-spel" zou hebben ontwikkeld waarbij rendementen slechts uit de inleg van andere / nieuwe beleggers zouden worden betaald.....er zou niets belegd zijn.

Al snel bleek echter dat Rob bij de Binck-bank maar liefst 19.000,-- beleggingstransacties had verricht en wel degelijk op grote schaal handelde.

De rechtbank overwoog dan ook:

De rechtbank heeft vastgesteld dat de door verdachte ten behoeve van investeringen van inleggers ontvangen geldbedragen een totaal omvatten van ruim € 9.100.000,-. Dat bedrag is een samengesteld bedrag dat is gestort op aan verdachte (mede) toebehorende bankrekeningen. Daarvan is een deel van bijna € 2.500.000,- uitbetaald aan de inleggers, is een deel verdwenen door verliesgevende beleggingen en is een deel door verdachte aangewend ten behoeve van privé doeleinden. Inleggers hebben geld gestort op privé rekeningen van verdachte of [bedrijf 6] alvorens verdachte bedragen heeft belegd bij op zijn naam aangehouden rekeningen .......

Te mooi om waar te zijn.

Het beleggen en vervolgens verliezen van de bijna volledige 9 miljoen euro levert nog geen oplichting op nu een ieder vrij is om te doen en laten met zijn geld wat hij zelf wil, werd ter verdediging aangevoerd. Als bij dat "vrije handelen" de keuze valt op het doen beleggen met rendementen die zo hoog zijn dat het vrijwel zeker "te mooi is om waar te zijn" loop je een zelfgekozen risico dat alleen de inlegger valt te verwijten als het uiteindelijk mis gaat.

De rechtbank volgt deze redenering: ( ECLI:NL:RBOBR:2017:985)

"......inleggers is in een met verdachte afgesloten contract is voorgespiegeld dat de door hen ingelegde bedragen volledig zouden worden geïnvesteerd, dat over die investering een gegarandeerd rendement van minimaal 20% per jaar tot maximaal 5% per maand zou worden uitgekeerd aan de inleggers, dat over die investering aan het einde van ieder jaar minimaal 2,5% tot maximaal 5% extra rendement zou worden uitgekeerd........."

Prachtige rendementen waarvan een ieder droomt. Rendementen die door client , in een bepaalde periode , ook echt werden behaald. De rechtbank stelt dan ook dat hetgeen voorgespiegeld werd niet leugenachtig noch misleidend is omdat het in de praktijk niet onmogelijk is.

In dit kader merkt de rechtbank nog op dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat de door verdachte toegezegde rendementen in de financiële markt van dat moment niet onmogelijk waren. De door verdachte voorgespiegelde rendementen waren dusdanig hoog, dat de rechtbank het een feit van algemene bekendheid acht dat dergelijke rendementen alleen kunnen worden gerealiseerd bij een zeer offensieve dus zeer risicovolle beleggingsstrategie. De inleggers wisten of hadden dan ook kunnen weten dat zij het risico liepen het ingelegde geld te verliezen dan wel hun inleg aanzienlijk in waarde te zien verminderen. Desondanks hebben zij gelden aan verdachte ter beschikking gesteld en vervolgens blind op verdachte vertrouwd dat hij deze gelden op integere en deskundige wijze zou beleggen. In dit kader merkt de rechtbank nog op dat uit de bewijsmiddelen niet is gebleken dat de door verdachte toegezegde rendementen in de financiële markt van dat moment niet onmogelijk waren.

Een juridisch juiste uitspraak die aansluit bij het standpunt van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2016:2892) die stelt dat beleggers / inleggers niet door de wet beschermt worden indien ze gezien alle omstandigheden van het geval "de onjuiste voorstelling van zaken hadden moeten doorzien".

Individuen die verblind door hebzucht alles geloven wat ze wordt voorgespiegeld komen dus van een koude kermis thuis.

U bent gewaarschuwd !

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.


februari 2017
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Doorlaten van drugs in de Rotterdamse Haven.

Informant NNPaul spreekt in een interview met de nieuwsrubriek Eenvandaag over het op grote schaal - en onder het toeziend oog van (oa. de Nederlandse) politie en justitie - doorlaten van containers vol met cocaïne in de Rotterdamse haven.

Letterlijk zegt hij in de documentaire:

“Ze weten precies wat er aankomt”

“Ze zijn al enorm lang op de hoogte van containers met dit soort transporten”

Paul heeft het dan over een opsporingsmethode die in Nederland in de jaren ’80 en ’90 bekend werd onder de naam “De Delta –methode”: Het op grote schaal doorlaten van harddrugs om zodoende een beeld te krijgen van de personen die erachter zitten. Deze IRT-affaire heeft uiteindelijk geleid tot een alles omvattend parlementair onderzoek waarbij het gehele opsporingsapparaat onder de loep werd genomen. De Parlementaire Enquête commissie Van Traa was een feit.
Deze commissie concludeerde in februari 1996 dat er sprake was van een “crisis in de opsporing”.

Deze crisis zou toen 3 elementen omvatten: ontbrekende normen, een niet goed functionerende organisatie en problemen in de gezagsverhoudingen.

De commissie stelt (blz 427 Eindrapport) dat er “de afgelopen vijf a tien jaar een wildgroei in opsporingsmethoden heeft plaatsgevonden” en dat strikte normering noodzakelijk zou zijn. Dit gebrek aan regelgeving zou hebben geleid tot “een gebrek aan inzicht in en controle en toezicht op de gehanteerde opsporingsmethoden hetgeen onverantwoord is”. De Commissie Van Traa constateerde en onverantwoord gebrek aan transparantie en controle waardoor het behoorlijke bestuur uit het oog werd verloren. De overheid is tekort geschoten was de snoei harde conclusie.

Onder het toeziend oog van politie en justitie hadden criminele burgers miljoenen verdiend en waren zo onaantastbaar geworden.

Dit moest definitief veranderen in de ogen van de Commissie. De cultuur van geheimhouding moest verdwijnen en uitgebreide wetgeving werd wenselijk geacht om de opsporing “transparant , open en eerlijk te maken” en bovenal diende de handelingen de de opsporingsinstanties “toetsbaar en inzichtelijk” te worden.

Citaat Cie. Van Traa (blz 430 Eind-rapport):
“De cultuur van geheimhouding is naar het oordeel van de commissie te overheersend. Aan informanten kan géén absolute garantie van anonimiteit gegeven worden. De rechter, eventueel de rechter-commissaris, dient ook het werk van informanten te kunnen toetsen. Alle relevante informatie ten behoeve van de opsporing dient in processen-verbaal te worden vastgelegd. De commissie meent dat in de afgelopen jaren de balans is doorgeslagen naar het beschermen van informanten ten koste van de rechtstatelijke eisen van openbaarheid en verantwoording. Daarbij heeft zich de paradox voorgedaan dat naarmate de effectiviteit en het belang van de informant voor de politie toeneemt , het moeilijker wordt de informatie daadwerkelijk te gebruiken en te verantwoorden”.

Na het rapport van de commissie van Traa zijn de opsporingsmethoden vastgelegd in verschillende nieuwe wetten waarvan de Wet Bijzondere opsporingsbevoegdheden (Wet BOB) te belangrijkste was. Deze Wijzigingswet van het Wetboek van Strafvordering trad in werking in februari 2000 nu al weer circa 17 jaren geleden. Ondanks wellicht alle goede bedoelingen van de commissie Van Traa en de wetgever is er van één cruciaal punt van kritiek op de opsporing niets maar dan ook niets terecht gekomen, en dat is de nagestreefde “openbaarheid en verantwoording” .

Sinds de commissie van Traa is er in de rechtspraktijk gesteund door de rechtspraak van de Hoge Raad en lagere rechtsprekende instanties een “Cultuur van geheimhouding ontstaan” die zijn weerga en omvang niet kent.

Nooit maar dan ook vrijwel nooit toetst een rechterlijke instantie rechtstreeks bij een informant hoe het nu precies in de “voorfase” is gelopen. Slechts in héél bijzondere gevallen mogen advocaten de Chef TCI horen om, met zijn indirecte en afgeleide kennis, te vernemen dat alles volgens de regels is verlopen en dat hij bij doorvragen niets relevants kan en mag vertellen. Wij zijn in Nederland inmiddels gegroeid en helaas gewend geraakt aan het fenomeen dat de opsporing grotendeels en overwegend in het “geheim” verloopt. Een opsporing die niet direct toetsbaar is alles behalve transparant. Zo worden omvangrijke opsporingsonderzoeken begonnen gebaseerd op volledig anonieme en niet toetsbare TCI informatie. Worden burgers op radio en TV opgeroepen om vooral maar anoniem hun tips te spuien onder volledige garantie van anonimiteit.

En zo gebeurt het…niet toetsbaar voor rechters, laat staan transparant voor de advocatuur. En iedere strafrechtadvocaat merkt dat het langzaam maar zeker steeds erger wordt. Rechters leggen een lat voor het toekennen van verzoeken van de verdediging steeds hoger met de magische woorden “vertrouwen in ambtsedige processen verbaal” en “vertrouwen” op wat buitenlande opsporingsinstanties aan onze opsporingsdiensten ter hand stellen.

Terug naar de Rotterdamse haven. Niet alleen NNPaul (waarvan de TCI zéér opmerkelijk zijn bestaan schriftelijk erkent, nadat deze man zich mij één der advocaten heeft gewend om een boekje open te doen)….maar ook de Douanier uit de Haven Rotterdam, die zich momenteel terzake verdenking van corruptie dient te verantwoorden, erkent op de hoogte te zijn van het systematisch doorlaten van grote hoeveelheden harddrugs in de Haven van Rotterdam.

Met verve hebben de verschillende advocaten (waaronder ondergetekende) betrokken bij de verdediging in deze zaken betoogd dat nu eens de onderste steen boven dient te komen en dat NNPaul maar ook alle overige betrokkenen bij deze gang van zaken gehoord dienen te worden en dat alle relevante stukken boven water dienen te komen.

Het zal mij zeer benieuwen in hoeverre dit nu uitgezocht gaat worden en of de rechters inderdaad de moeite gaan nemen nu eens “transparantie en toetsbaarheid” te laten prevaleren boven geheimhouding en bescherming van al dan niet toelaatbare opsporingsmethoden…….U gaat het horen.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.


december 2016
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Privacy definitief begraven.

Menigeen zal een dezer dagen een ipad of iphone onder de kerstboom aantreffen waarmee hij of zij denkt onbezonnen op het “world wide web” te kunnen surfen geheel privé en onbespied door wie dan ook. Die laatste gedachte kan men echter, als het aan het kabinet ligt, binnenkort vergeten.

De NOS kopte op 28 oktober 2016: “ Kabinet: inlichtingendiensten mogen meer tappen”.

“ Het kabinet werkt al jaren aan het plan om de inlichtingendiensten meer bevoegdheden te geven”.

“ De geheime diensten mogen nu al internetverkeer aftappen, maar mogen maar één tap per keer plaatsen. In de nieuwe wet mogen grotere hoeveelheden internetverkeer worden afgetapt en vervolgens doorzocht op bepaalde informatie”.

En dan is het dus echt afgelopen met Uw en mijn privacy en het vrolijk en onbezonnen rondzoeken op het internet in de waan dat er niemand mee kan en mag kijken. Het wetsvoorstel, dat het zo goed als zeker gaat halen omdat er in de kamer een meerderheid voor aanwezig is, voert het veelbesproken “sleepnet” in waarvan de Amerikanen reeds jaren op grote schaal vrolijk gebruik maken. De nieuwe wet stelt de inlichtingendiensten in staat datacentra die bijvoorbeeld e-mail, sms , internetbellen en apps verwerken structureel in de gaten te houden.

De Volkskrant schrijft in haar artikel van 28 oktober 2016 over de nieuwe wettelijke bevoegdheden dat; Critici van de wet menen dat de wet een “sleepnet-effect” heeft: door grote hoeveelheden internetdata af te tappen komt de privacy van onschuldige burgers in het geding. Om enigszins tegemoet te komen aan die kritiek , wil het kabinet dat een nieuwe toetsingscommissie zich eerst uitspreekt over specifieke aftapverzoeken. Die commissie bestaat uit drie personen , waarvan er minstens twee rechter zijn. De derde persoon is een expert , bijvoorbeeld op het gebied van internveiligheid.

Of een dergelijke commissie echter in staat zal zijn om serieus tegenwicht te (kunnen) bieden tegen de steeds groter wordende roep van de veiligheidsdiensten om meer bevoegdheden valt te betwijfelen.

Naar verwachting zullen de (internet-) sluizen volledig open worden gezet en open blijven als er ooit in Nederland zich een incident voordoet zoals in België en/of Frankrijk.

Op privacy gespecialiseerde organisaties (zoals de Privacy Barometer) luiden inmiddels de noodklok. Deze laatste bron geeft een heldere opsomming van alle bevoegdheden die na invoering van de nieuwe wet mogelijk zijn.

Grootschalig afluisteren.
Na invoering van genoemde wet mogen de geheime diensten “grootschalig en ongericht” het internet afluisteren (art.48) . In de toelichting van de wet schrijven de ministers hierover dat “de diensten zich richten op een geografisch gebied of op bepaalde datastromen” afhankelijk van de opdracht. Als voorbeelden noemt de minister dat de (privé) communicatie via een bepaalde app , social medium of game kan worden afgeluisterd. Ook kan de volledige communicatie met een bepaald land worden afgeluisterd. Naar verwachting zal dit praktisch gaan gebeuren door het installeren van “aftappunten” door de AIVD bij grote (kabel) internetpunten. De zo verzamelde ruwe gegevens zullen na eventuele ontsleuteling , maximaal 3 jaar worden bewaard en kunnen in die periode op verschillende criteria worden doorzocht (artt. 49 en 50). Gegevens mogen ook gekoppeld worden aan andere gegevens die de AIVD heeft of mag opvragen en op basis van criteria , algoritmen of profielen worden doorzocht (art. 60)

Juridische realiteit.
Deze extreme en vrijwel onbeperkte bevoegdheden zullen in de praktijk een enorme stortvloed aan informatie gaan opleveren die niet alleen gebruikt zal gaan worden bij de terreur bestrijding. De juridische realiteit in ons land is helaas dusdanig dat informatie die dmv een aanvankelijk legaal toegepaste bevoegheid is verkregen , en die voor andere zaken en/of rechtsgebieden belangrijke (belastend) informatie heeft opgeleverd, in het kader van de “voortschrijdende bevoegdheid” jurisprudentie gebruikt kunnen gaan worden bij een uiteenlopende strafrechtelijke vervolging(en). De Hoge Raad accepteert in haar uitspraken inmiddels een (vrijwel) ongebreidelde vermenging van informatie stromen en bevoegdheden die bij een onrechtmatige toepassing amper nog tot een niet ontvankelijkheid en/of bewijsuitsluiting leiden.

Met deze wet kunnen U en ik er zondermeer vanuit gaan dat de privacy definitief begraven is. U hoeft zich vanaf nu op dit punt géén enkele illusie maar te maken ! U bent gewaarschuwd.

De geheime diensten zullen naar verwachting belastend strafrechtelijke materiaal of als anonieme info in de strafrechtsketen “dumpen” of anderszins gaan doorsluizen.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.


augustus 2016
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Een Ministerie in verval........

Sinds 2010 wordt de minister van Veiligheid en Justitie geleverd door de VVD, een partij die “justitie en veiligheid, opsporing en vervolging” hoog in haar vaandel heeft staan. Ivo Opstelten, een VVD’er in hart en nieren, bezette tussen 2010 en 2015 de belangrijke post van justitie en was verantwoordelijk voor de invoering van onze “nationale politie”. Het doel dat werd nagestreefd met de invoering van dit nationale korps was het volgende: “De nationale politie moet de politie beter in staat stellen invulling te geven aan de eisen die de maatschappij stelt, bijvoorbeeld door vermindering van bureaucratie, minder bestuurlijke drukte en effectievere opsporing”. Nu na 6 jaren VVD bewind , met de verkiezingen in zicht, is het tijd om de balans op te maken.

Wat zijn nu de resultaten van het als “speerpunt van vvd-beleid” gepresenteerde inspanningen ?

Op 23 november 2015 kopt de Telegraaf: “ Nationale Politie is mislukking”. In het artikel wordt niet zomaar de eerste de beste politicus geciteerd die vanuit partijbelang de aanval op de vvd wil openen en zodoende een gekleurde mening verkondigd. Nee, niemand minder dan de (voormalige) top van het openbaar ministerie Dato Steenhuis verwoordt zijn bezorgdheid helder en duidelijk in het programma eenvandaag.

“De nationale Politie is “failliet” constateert hij”. “De opsporing van misdrijven is onder de maat , politiepersoneel is massaal ziek , de korpschef stapt vervroegd op en de organisatie wordt geplaagd door affaires………….” Hij constateert dat het “niet goed gaat bij de Nationale Politie”en adviseert te stoppen en opnieuw te beginnen.

De andere VVD minister , Ad van der Steur, opvolger van Ivo Opstelten , sluit zich vervolgens bij genoemde kritiek aan. Hij maakte in de zomer van 2015 al bekend dat de “grootste reorganisatie ooit bij de politie in zwaar weer verkeerde en twee keer zo duur zou worden dan begroot”.

En dan hebben we het dus over een (gepland) budget van maar liefst 230 miljoen euro dat nu verhoogd moet worden naar 460 miljoen euro. Ondanks deze enorme extra kapitaal injectie wordt dan nog medegedeeld door minister Van der Steur dat de beoogde “efficiëntiewinst” die geboekt zou moeten worden door de enorme reorganisatie nog wel zeker 2,5 jaar op zich laat wachten.

Dat die efficiëntie binnen de politieorganisatie inderdaad te wensen overlaat blijkt ook uit andere signalen in de justitie keten.

Waar in 2005 nog ruim 25 procent van de zaken werden opgelost (in totaal 339.161 misdrijven) , was dat in 2013 nog geen 22,5 procent (244.079 misdrijven).

Maar ondanks deze steeds maar dalende efficiëntie van politie en justitie heeft de opvolger van Ivo Opstelten , onze huidige minister Ad van der Steur, besloten om het budget van s ’lands enige (vrijwel enige moet ik zeggen) forensische opsporings-instituut met maar liefst 13 procent te verminderen.

Ondanks de lessen die getrokken kunnen worden uit het falen van diens voorganger, de vele niet waargemaakte (efficiëntie) beloften belooft ook deze vvd’er weer dat ondanks de bezuinigingen de kwaliteit gewoon gehandhaafd blijft.

Letterlijk liet Van der Steur in de media weten dat hij “verzekerde dat het werk van het NFI op peil blijft”. Van een budget van circa 80 miljoen euro moet het NFI al haar werk straks verrichten met maar 59 miljoen.

Het resultaat zal echter zijn dat de wachtlijsten voor technische onderzoeken , opgedragen door de rechterlijke macht al dan niet op verzoek van de verdediging, maanden langer op zich zullen laten wachten. En dat de efficiëntie in de strafrecht keten alleen maar zal teruglopen.

Over de draconische bezuinigingen op gevangenispersoneel heb ik het dan nog niet eens gehad . Versoberingen die de zelfmoord aantallen in onze gevangenissen tot een record hoogte hebben doen stijgen.

Dan zal ik maar niet beginnen over de aangekondigde bezuinigingen op de advocatuur die er in feiten op neer komen dat een advocaat nog slechts maar circa 900 uren aan pro deo zaken per jaar mag werken. Wie die pro deo strafzaken daarna dan moeten gaan doen is mij een raadsel……………..

Een ieder die de werkzaamheden van justitie en veiligheid een warm hart toedragen moeten dus nog ns goed achter hun oren krabben alvorens ze in het voorjaar van 2017 naar stembus gaan…………

U bent gewaarschuwd.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.


juni 2016
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Dubieuze undercoveracties.

“Politie lokt crimineel vaker in de val” kopte het AD afgelopen week op de voorpagina van de krant. Uit door de journalist ingesteld onderzoek blijkt dat steeds vaker en bij steeds lichtere zaken undercover agenten worden ingezet. Niet alleen (meer) bij georganiseerde criminaliteit en moordzaken maar ook bij veel lichtere verdenkingen zoals fraude, afpersing en witwassen. Uit cijfers verkregen via de Wet openbaarheid van bestuur blijkt het zware middel van “undercover / werken onder dekmantel” in de jaren 2011, 2012, en 2013 respectievelijk 55, 82 en 68 keer te zijn ingezet. Beduidend meer dan de 31 keer dat het middel in 2004 werd ingezet. Als je daarbij de acties van de vele duizenden in Nederland rondlopende “informanten” optelt en de vele “kliklijnen” die de staat inmiddels runt krijg je toch een heel afschrikwekkend beeld van de samenleving waarin we inmiddels leven. “Big Brother is Watching You” is inmiddels werkelijkheid geworden.

De nu in Nederland gehanteerde methodiek:”…. het inpalmen van mensen door geld en goederen …en het vervolgens toewerken naar een climax waarin aan de grote baas van het geheel een (vrijblijvende) bekentenis moet worden afgelegd omdat je anders alles weer kwijtraakt ……” staat in Canada bekend onder de veelzeggende naam “Mr. Big”. Deze inmiddels veelvuldig toegepaste methode is door de Canadese rechters verschillende keren afgestraft in de rechtszaal, wanneer agenten te ver gingen.

In Nederland ligt er in de zaak Wim. S. nu een vonnis van de rechtbank Breda waarin cliënt veroordeeld is voor moord tot 18 jaren gevangenisstraf, een zaak waarin de Mr. Big methode is gekopieerd en volledig is toegepast. De beweerdelijke bekentenis …”de biecht” waaraan de rechters hem nu willen houden…is slechts summier in een PV van bevindingen opgenomen. Audio en video opnames ontbreken geheel.

Hoogleraar wetenschapsfilosofie Ton Derksen concludeerde na uitvoerige bestudering van het undercovertraject als volgt:

“De undercoveroperatie bereikte het doel dat door die operatie gesteld was: een bekentenis van de moord op Heidi door Wim S. De opzet van de operatie was echter zodanig dat alle betrouwbaarheidscondities van een bekentenis volledig ondermijnd waren. Voor Wim was er geen uitzicht op straf, en er was geen morele veroordeling en hij had overruling redenen om te bekennen. De aldus verkregen bekentenis zegt op zichzelf dus niets over de vraag of Wim wel of niet de moord op Heidi heeft gepleegd”.

Onbruikbaar voor bewijs volgens hoogleraar Ton Derksen. De rechtbank oordeelde echter anders.

De vraag of er in deze zaak nu al dan niet sprake is van een “valse bekentenis” die door toedoen van ongeoorloofde middelen en/of druk tot stand is gekomen zou kunnen worden beantwoord aan de hand van “unieke en specifieke” daderkennis die terug te vinden zou moeten zijn in de zogenaamde “bekentenis”. Informatie die dus alleen de dader kon en kan weten !

De rechtbank overweegt in haar vonnis op dit punt echter het volgende:
“ ……met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er van unieke , zeer specifieke daderkennis in de verklaringen van verdachte géén sprake is”.
Géén specifieke daderkennis dus. Als je daarbij bedenkt dat verdachte het gehele dossier al jaren in zijn bezit had….is van enige “uniciteit” géén sprake. Het vervolgens toch hanteren van deze (valse) bekentenis is dan ook een enorme gok.

Gebrek aan toets baarheid en transparantie heeft in de Canadese rechtszalen ertoe geleid dat de uiteindelijke ontmoeting met Mr. Big verplicht opgenomen moet worden omdat anders de beweerdelijke bekentenis niet tot bewijs mag dienen.

De zaak Wim S. ligt nu inmiddels bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch waar nieuwe en hogere rechters zich over de bruikbaarheid en de toelaatbaarheid van deze methode zich zullen moeten uitlaten. Of daar het standpunt van de Chef “Werken onder dekmantel” (WOD): … dat opnames niet verplicht en nergens voor nodig zijn… stand houdt zal moeten blijken.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.


februari 2016
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Verdachte van moord voorlopig vrij.

In maart 2011 wordt mijn cliënt op verdenking van moord op zijn vriendin, gepleegd in december 2010, opgepakt. Vanaf zijn aanhouding houdt hij vol dat hij onschuldig is en dat hij met een moord niets te maken heeft. Hij verklaart dat hij op de bewuste avond eerder van een feestje naar huis was gegaan om de kinderoppas af te lossen. Toen hij net op bed lag, hoorde hij gestommel en ging naar beneden om te kijken of zijn kinderen wakker waren geworden. Toen bleek dat het gestommel niet van hen kwam, ging hij verder naar beneden waar hij zag dat een inbreker alle kastjes had doorzocht. Tot zijn grote schrik zag hij vervolgens dat zijn vrouw bloedend in de tuin lag. Hij aarzelde geen moment en belde met zijn mobiel 112 om een ambulance te regelen. Na aankomst bleek de hulp echter te laat te zijn. In het voorgeleidingsdossier worden alle omstandigheden van de zaak als “verdacht” betiteld en wordt gesteld dat alles een opzetje van cliënt zou zijn geweest om een moord te verdoezelen. Ondanks zijn hardnekkige ontkenningen blijft hij vastzitten.

Eerste schorsing voorlopige hechtenis
Op 10 juni 2011 vindt de rechtbank het echter welletjes en schorsing de voorlopige hechtenis van cliënt en laat hem vrij. Na uitgebreid tactisch en technisch onderzoek is er richting cliënt niets extra’s gevonden, zodat ook de rechter kennelijk is gaan twijfelen.

De officier van justitie legt zich niet neer bij deze vrijlating een vraagt om de inzet van een “undercover-team” om de schuld van cliënt te kunnen bewijzen. In het bevel “aanvraag stelselmatige informatie inwinning” valt het volgende te lezen:

“ Aangezien de tot dusver verrichte opsporingshandelingen in combinatie met de forensische bevindingen onvoldoende hebben geleid tot opheldering van het onderhavige misdrijf…………….is besloten het opsporingsonderzoek voort te zetten”.

En dan begint er op cliënt een zeer vergaand undercovertraject te lopen, waarin hem een “gouden toekomst” wordt voorgespiegeld met véél geld en een goede baan. Een baan waarin hij met VIP’s kon werken en in dure auto’s kon rijden. Een baan met verre reizen en mooie vrouwen. Alles zag er fantastisch uit en de toekomst kon niet meer stuk. Hij was inmiddels wel bij z’n “echte baan” ontslagen (met hulp van de politie ?) en kon inmiddels géén kant meer op.

Maar dan ineens dreigde hij in een luxe villa in Marbella ontslagen te worden als hij niet zou vertellen hoe hij zijn ex had vermoord. Zijn (nep)werkgever was immers op de hoogte van alles, omdat hij goede kanalen had. Hem werd medegedeeld dat een bekentenis voor hen niets zou uitmaken, omdat immers ook andere personeelsleden een leven op hun geweten hadden. Eerlijkheid stond voorop en het regelen van een alibi was géén probleem. Als hij zou vertellen, dan zou hij niet ontslagen worden en zou alles kunnen doorgaan.

De daarop volgende, grotendeels verzonnen, bekentenis, zorgt er vervolgens voor dat cliënt, na een schorsing van ruim 3 jaren, direct weer werd opgesloten.

Tweede schorsing voorlopige hechtenis
De onder dubieuze omstandigheden uitgelokte verklaring wordt door deskundige Ton Derksen inmiddels betiteld als “ontoelaatbaar” en “onbruikbaar voor bewijs”. Na meerdere schorsingsverzoeken, gebaseerd op het door de verdediging in het geding gebrachte deskundigenrapport, is de voorlopige hechtenis inmiddels voor de 2e maal geschorst. Ditmaal vanwege privéomstandigheden.

De inhoudelijke zitting volgt eind maart / begin april. Het wordt spannend…

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.


december 2015
Foto Mr. A.S. van der Biezen

GSM gegevens onvoldoende voor bewijs

Op 19 september 2012 vond rond twaalf uur ’s nachts een gewapend overval plaats waarbij het voertuig van de slachtoffers werd klemgereden door twee andere auto’s. Vier mannen met bivakmutsen en gewapend met een pistool en hamer sloegen het raam van de auto in en trachtte de slachtoffers te beroven van de pachtopbrengsten van de kermis te Veghel.

De officier van justitie vervolgde mijn cliënt ter zake betrokkenheid van deze overval. Hij had inmiddels 8 maanden gezeten en heeft vanaf dag één aangegeven dat hij niets met het voorval van doen heeft. Tijdens ieder verhoor gaf hij aan “volstrek onschuldig te zijn”.

Als belangrijkste bewijs werd door de officier aangevoerd dat cliënts telefoon rond het tijdstip van de overval zendmasten aanstraalde in de buurt van de plaats delict, een afgelegen rotonde in het noorden des lands. Aangevoerd werd dat het toestel van cliënt samen met de telefoon van de medeverdachte dezelfde route van Veghel naar Den Oever had afgelegd en dat de beide toestellen, na de overval, zich naar de woonplaats van cliënt te Arnhem zouden hebben bewogen. Daarnaast zou één van de slachtoffers de “blauwe ogen” van cliënt hebben herkend terwijl hij een bivakmuts op had.

Nu zijn er meerdere mensen met blauwe ogen en bleek uit getuigenverklaringen ter zitting dat cliënt, mede als gevolg van neurologische problemen , een zeer slecht geheugen had en zijn goederen, en dus ook zijn gsm, frequent liet rondslingeren. Soms was hij het toestel dagenlang kwijt en vond hij het apparaat weer in de horecatent van zijn broer waar hij geregeld kwam.

Naast de gsm gegevens oordeelde de officier van justitie dat cliënt in één van de achtervolgende auto’s gezeten moet hebben nu deze waren geflitst op de route. Dezelfde route als de gsm zendmastgegevens. Niet dat er een foto van zijn gezicht was genomen of in het dossier terug te vinden was maar de zendmast gegevens waren volgens de officier in combinatie met de vermeende herkenning voldoende voor een eis van 3 jaar gevangenisstraf.

De Rechtbank te Alkmaar oordeelde op 5 november 2015 gelukkig anders:

“ Concluderend bevat het dossier , daar waar het aankomt op daadwerkelijk redengevende feiten en omstandigheden, enkel de zendmastgegevens van de mobiele telefoons van verdachte(n). Alhoewel deze gegevens in de richting van verdachte wijzen als zijnde een mogelijke dader van de poging overval, deelt de rechtbank het standpunt van de raadsman van verdachte dat de enkele constatering dat een door verdachte gebruikte mobiele telefoon een zendmast aanstraalt in de min of meer directe omgeving van een plaats delict onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen”.

En op het punt van de beweerdelijke herkenning overwoog de Rechtbank nog het volgende:

“….het gegeven dat verdachte qua postuur huidskleur en ogen zou passen binnen het door het slachtoffer opgegeven signalement , levert naar het oordeel van de rechtbank geen bewijs op , nu het gegeven signalement - onder meer gelet op het feit dat de daders bivakmutsen droegen op dat moment donker was – te algemeen en vaag is”.

Vervolgens wordt cliënt dus vrijgesproken, hetgeen niet wegneemt dat hij maar liefst 8 maanden ten onrechte de cel heeft gezeten eigenlijk enkele vanwege het feit dat hij zijn gsm wel eens laat rondslingeren.

U bent gewaarschuwd !

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.


oktober 2015
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Vrijspraak in witwaszaak

In januari 2013 ging de politie bij de broer van mijn cliënt naar binnen in verband met een anonieme melding over de aanwezigheid van een vuurwapen. Het hele huis werd doorzocht, maar de melding bleek vals te zijn en een wapen werd niet aangetroffen.

Wel vond de politie op 2 verschillende plekken geld. Een bedrag van 5000,-- euro werd in de keukenla gevonden en onder een bed in een plasticzak lag 25.000,-- euro. Ter plekke legde de bewoner uit dat het geld in de keukenla zijn spaargeld was, bedoelt voor het huishouden en dat het bedrag van 25.000,-- spaargeld van zijn broer was.

Hij mocht de 5.000,-- euro houden doch de 25.000,-- werd in beslaggenomen omdat men de plek “verdacht” vond. De broer in kwestie benaderde mij om zijn geld terug te vragen. Tijdens de zitting waar het klaagschrift tegen in beslagname werd behandeld stelde de officier dat het wel crimineel geld moest zijn omdat cliënt al 2 jaar werkloos was en het toch wel erg veel geld was voor iemand die werkloos is. Het geld moest onder beslag blijven omdat cliënt terzake witwassen zou worden vervolgd.

Cliënt , 45 jaar oud, legde aan de rechter uit dat hij nog nooit met justitie in aanraking was geweest en nimmer ter zake een vermogensdelict of een opiumwet delict was veroordeeld. De rechter oordeelde dat het bedrag onder conservatoir beslag bleef totdat de rechter over de “witwas verdenking” had geoordeeld.

Ondanks aandringen en vele mailtjes duurde het bijna één jaar totdat cliënt gedagvaard werd. In het eind dossier werd gerekend vanaf een fictief tijdstip (datum ingang werkloosheid) en werd cliënt’s vermogen op “nul” gezet…omdat men toen op zijn bankrekening een nul (0) stand zag.

Direct ter zitting werden door ons twee kontante betalingsbewijzen getoond. Bedragen die door cliënt waren ontvangen ter zake schade aan zijn woning ontstaan tijdens een verbouwing. Het totale bedrag was 35.000,-- euro. De officier dacht deze betalingen van tafel te kunnen vegen met de enkele mededeling dat het hier betalingen betrof van 10 jaar geleden en dat dat geld zeker door cliënt in die jaren zal zijn opgemaakt. Cliënt stelde dat van genoemd bedrag slechts een deel was opgegaan en dat er tevens door hem weer was bij gespaard in de periode dar hij nog werk had. Van een nul-stand was dus nimmer sprake geweest

De rechter ging in de “simpele losse pols redenering” van de officier niet mee en overwoog: “ De rechtbank komt op grond van het voorgaande niet tot een sluitende conclusie dat verdachte in januari 2013 een kassaldo had van minder dan 25.000,-- euro en dat het derhalve niet anders kan zijn dan dat het aangetroffen bedrag van misdrijf afkomstig is”.

Na ruim twee jaar procederen krijgt cliënt eindelijk zijn geld terug en wordt hij vrijgesproken van witwassen.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.


augustus 2015
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Growshops verder in het nauw gedreven.

Op 1 maart 2015 is de wet “Strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt” in werking getreden en inmiddels stapelen zich de incidenten op. Direct na de inwerkingtreding van de Growshopwet zijn er landelijk meerdere invallen geweest waarbij grote hoeveelheden producten in beslag zijn genomen.

Bij meerdere klanten is men in maart 2015 naar binnen gegaan en is het beperkt gebleven tot inbeslagnames. Verbaasd was ik dan ook dat ik vorige week gebeld werd in verband met de aanhouding van een cliënt op basis van een overtreding van de nieuwe wettelijke bepalingen. Men was reeds op 3 maart 2015 bij hem aan de deur geweest en had meerdere goederen in beslaggenomen, andere goederen had men bekeken en liet men liggen.

Omdat men reeds maanden eerder bij cliënt was binnen geweest voerde de officier als grond voor zijn “vordering inbewaringstelling” niet de onderzoeksgrond doch enkel en alleen de recidivegrond (het gevaar voor herhaling) aan.

Nadat door mij was aangevoerd dat er in casu géén sprake was van ernstige bezwaren nu cliënt immers een “tuincentrum” runde en géén growshop en dat er daarnaast géén sprake kon zijn van recidive gevaar vanwege het feit dat cliënt (op Opiumwet gebied) geen strafblad had, werd cliënt dezelfde dag nog vrij gelaten.

Een mooie overwinning zou je op het eerste gezicht denken. Totdat ik die middag de schriftelijke beslissing onder ogen kreeg. De rechter-commissaris overweeg in zijn belissing:

“’De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte niet wist noch kon vermoeden dat de inbeslaggenomen goederen bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de OW strafbaar gestelde feiten.

De rechter-commissaris overweegt daartoe dat in een van winkel afgescheiden ruimte een groot aantal goederen in beslag is genomen die ieder op zich en ook in combinatie geschikt zijn voor gebruik in de illegale hennepteelt. Die goederen hebben een specifiek karakter en/of functie en kunnen in dat licht niet, althans niet zonder nadere motivering van verdachte , worden aangemerkt als alledaagse voorwerpen die een logisch onderdeel van het assortiment van een tuincentrum of kassenspeciaalzaak zijn. Gelet hierop moeten ernstige bezwaren worden aangenomen ten aanzien van de opzetvariant van artikel 11a OW”.


Een zeer strikte uitleg van de wet. Doch het werd nog erger. Cliënt had immers aangegeven dat de goederen die de RC besprak nu juist door hem in de opslag waren gezet en niet meer ter verkoop werden aanboden. Het betrof goederen die de politie tijdens de inval had laten staan omdat ze niet wisten of het nu wel of niet strafbaar was. Voor de zekerheid had cliënt die goederen direct verwijderd en apart gezet. Op dit punt overwoog de RC het volgende:

“ De omstandigheid dat de goederen sinds begin maart 2015 niet (meer) werden verkocht/verhandeld, doet niet af aan het vorenstaande. De verdenking ziet immers niet alleen op de verkoop , maar ook op het voorhanden hebben van de voorwerpen”.

U bent gewaarschuwd..........

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.


juni 2015
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Onrechtmatige Undercover Trajecten.

Undercover trajecten onderscheiden zich van de meeste andere opsporingsinstrumenten door hun verborgen en misleidende karakter. In een undercovertraject tracht de opsporingsambtenaar het vertrouwen van een persoon (onderwerp van onderzoek) te winnen door zich voor te doen als een potentiële zakenrelatie of soms zelfs als een “vriend”. Deze “heimelijke methodieken” vormen een enorme inbreuk op iemands persoonlijke levenssfeer en kunnen soms jaren achtereen voortduren.

Onschuldige ontmoetingen op vakantie waarbij onder het genot van een drankje nieuwe kennissen worden gemaakt, gezellig met de kinderen wordt gespeeld, blijken achteraf een gewiekste “infiltratie actie” te zijn waarbij de nieuwe vrienden gewoon 2 agenten bleken te zijn geweest. Of een onschuldige botsing tegen een geparkeerd staande auto bleek opzettelijk te zijn uitgevoerd om in contact te kunnen komen met de persoon die men op de korrel had. Steeds vaker komen we in dossiers gesprekken tegen tussen cliënten en vermeende medegedetineerden die zich in hetzelfde transportbusje bevinden. Dit “begripvol” luisterend oor blijkt dan achteraf gewoon een opsporingsambtenaar te zijn geweest. De voorbeelden zijn inmiddels legio. Cliënten die het hebben meegemaakt reageren stuk voor stuk met ongeloof en verbazing. Hun vertrouwen in hun (mede-)mens zijn ze vaak voor de rest van hun leven definitief kwijt.

Uitgangspunt van de “undercoverwetgeving”.
Doordat verschillende rechercheteams in Nederland in het verleden zonder enige wettelijke basis infiltratie- en undercoveroperaties uitvoerden waarbij het in sommige gevallen volledig uit de hand liep (IRT-affaire) werden “undercover methodieken” bij wet geregeld. Op 1 februari 2000 is de Wet BOB (bijzondere opsporingsbevoegdheden) in werking getreden met als doel de georganiseerde misdaad beter te kunnen bestrijden. Het aanvankelijke uitgangspunt van de “undercoverbepalingen” (Wet BOB) was de bestrijding van de georganiseerde misdaad omdat die door haar “geslotenheid en !1 ondoordringbaarheid” niet met andere middelen bestreden zou kunnen worden. Methoden met verregaande inbreuk op de privacy zouden derhalve gerechtvaardigd zijn.

Het laatste decennium valt te zien dat undercovertrajecten in Nederland niet meer hoofdzakelijk tegen georganiseerde, vooral drugscriminaliteit, worden ingezet maar dat deze instrumenten ook worden gebruikt bij de opsporing van andere misdrijven. Uit onderzoek (Rapport WODC “Opsporen onder dekmantel” 2010) blijkt dat de undercovermethode van “stelselmatige informatie inwinning” (SI) bij gewone levensdelicten meer en meer toeneemt. Bij familiedrama’s of andere verdenkingen van moord en doodslag vindt de inzet van undercoveragenten steeds vaker plaats. Leek men aan opsporingszijde aanvankelijk nog wat terughoudendheid te betrachten met deze “nieuwe methodieken”, inmiddels worden ze veelvuldig in de meest uiteenlopende zaken toegepast.

Disproportioneel.
Hoewel het hoogste rechtscollege in ons land, de Hoge Raad, meer en meer door de juridische vingers kijkt, blijkt dat men in de praktijk in sommige undercoveroperaties eenvoudigweg te ver gaat. Zo oordeelde de Rechtbank te Amsterdam in 2008 in een moordzaak waarbij het slachtoffer nooit is gevonden het volgende: “Uit het zeer uitgebreide onderzoek komt dan ook feitelijk als enig hard bewijs naar voren de in de kelderbox van verdachte gevonden bloedsporen met het DNA profiel van het slachtoffer”. Over de jarenlange intensieve en verregaande “undercoveractie” op cliënt oordeelt de Rechtbank als volgt: “De rechtbank oordeelt dan ook dat het OM , na afweging van alle betrokken belangen , in redelijkheid niet – want disproportioneel – tot (verdere) toepassing van dwangmiddelen jegens verdachte had kunnen besluiten”.

In die zaak waren gedurende een periode van 5 jaar de telefoons van cliënt getapt, observaties verricht, peilbakens geplaatst en uiteindelijk een diepgaand undercovertraject gestart waarbij een nep beveiligingsbedrijf was opgericht waar cliënt zou kunnen gaan werken. Tijdens het traject kon hij alvast geld verdienen met een klus in Engeland. Samen met zijn “nieuwe collega’s moest hij een duikklus uitvoeren tussen de schepen in de haven van Londen. Allemaal super geheim. Na jaren onderzoek en na het volledig op de kop zetten van cliënt zijn leven oordeelde de rechtbank dat dit toch veel te ver was gegaan en dat de actie géén bewijs van enig levensdelict had opgeleverd. Vrijspraak volgde. Het jarenlang doorrechercheren werd als “disproportioneel” (en derhalve onrechtmatig) beoordeeld.

Controleerbaarheid van undercovertrajecten.
Het Gerechtshof te Amsterdam oordeelde op 1 maart 2012 in een strafzaak waarbij gebruik was gemaakt van een Britse Undercoveragent het volgende: “ …een van de doelstellingen van de Wet BOB (undercoverwetgeving) juist is om de controle op de hantering van bijzondere opsporingsmethoden te vergroten, waarbij de toetsbaarheid van het opsporingsonderzoek een grote rol speelt”. Nu in de bevelen van de officier niet terug te vinden was dat er buitenlandse opsporingsambtenaren zouden worden ingezet bij de undercoveroperatie (aan welke inzet “betrouwbaarheidsrisico’s verbonden zijn) werd de actie door het Hof als onrechtmatig betiteld (De Hoge Raad was uiteindelijk van mening dat het allemaal wel door de beugel kon).

“Transparantie en controleerbaarheid” van undercovertrajecten in strafdossier laat vaak nogal eens te wensen over. Veelvuldig valt in strafzaken als klacht te horen dat gesprekken en gebeurtenissen verwoord in een proces-verbaal van bevindingen, weegegeven en opgesteld door de undercoveragenten in kwestie, niet conform de waarheid is. Cliënten klagen over de weergave en herkennen zich niet in het hetgeen wordt weergegeven. Deze klachten raken de “verbaliseringsplicht” die voor de beoordeling van een undercovertraject juist cruciaal is. De wetgever heeft niet voor niets bepaald (artt. 152 en 126 aa Sv) dat opsporingsambtenaren ten spoedigste proces-verbaal opmaken van verrichte opsporingshandelingen en van !3 bevindingen die ze daarbij hebben gedaan en dat deze processen-verbaal aan de processtukken worden gevoegd.

In een moord-zaak die momenteel onder de rechter is heeft men mijn cliënt een zeer luxe leven voorgespiegeld. Dure auto’s mooie villa’s en veel geld waren onderdeel van het undercovertraject. Op alle mogelijke manieren werd cliënt ingepakt met als enige doel hem in een ontspannen sfeer te doen laten verklaren.

De Rechtbank te Breda heeft nu op mijn verzoek geoordeeld dat alle bij het undercovertraject betrokken opsporingsambtenaren ter zitting gehoord dienen te worden ter controle van de juistheid en betrouwbaarheid van het traject. Voor deze gelegenheid wordt de zitting verplaatst naar de Bunker te Amsterdam zodat verbalisanten , al dan niet onder vermomming, in alle rust kunnen verklaren. Tijdens deze verhoren zal moeten blijken hoe open en transparant, en dus hoe toetsbaar, de verbalisanten zijn en hoe betrouwbaar hun verslaglegging al dan niet is.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.
Wordt vervolgd.....


april 2015
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Vrijspraak voor liquidatie poging

Verdacht van een liquidatie poging uitgevoerd met een AK47 , ook wel vernoemd naar zijn beroemde ontwerper “Kalasjnikov” , zat mijn cliënt maanden in voorarrest. Een van de redenen was dat hij tijdens een afgeluisterd OVC gesprek in de bezoekzaal van de PI tegen zijn zoon zou hebben gezegd; “ …een half uur hebben we staan schieten…”. Keer op keer werd deze zin in raadkamer door de officier van justitie naar voren gebracht, en gepresenteerd als een “heldere bekennend verklaring” .

“We” hebben staan schieten duidt inderdaad op betrokkenheid. Maar geconfronteerd met deze zinsnede in het dossier steigert cliënt en deelt mij mede dat hij dat onmogelijk gezegd kan hebben. Ik heb enkel tegenover mijn zoon kenbaar gemaakt waarvan ik wordt verdacht….niets meer. Hij dringt aan op het beluisteren van de ovc-gesprekken, daaruit zou zijn moeten blijken in welke context hij wat gezegd heeft.

Na herhaald aandringen bij de officier van justitie ontvang ik na lang wachten het betreffende gesprek op dvd. Wat blijkt ? Het woordje “we” komt in het hele gesprek niet voor. Te horen valt; ….” …een half uur op elkaar lopen schieten…” . Toch een cruciaal verschil ! Van directe betrokkenheid door het woordje “we” is het gesprek meer een algemene weergave van wat er volgens omstanders en getuigen die is dag is gebeurd.

Misleid.
Verdediging en Rechtbank zijn simpelweg misleid. Cliënt heeft inderdaad slechts aan zijn zoon passages uit het dossier voorgehouden. Gewapend met een oude laptop ga ik naar de zitting en speel het ovc-gesprek voor de rechtbank af. De voorzitter beaamt ….” Een half uur op elkaar lopen schieten…” te horen en dat de mededeling “we” in het gesprek niet voorkomt. Na een halfuur in raadkamer te zijn geweest oordeelt de rechtbank dat cliënt onmiddellijk in vrijheid gesteld moet worden wegens het ontbreken van ernstige bezwaren.

Ondanks deze afgang voor het OM gaat men gewoon door met de vervolging van cliënt. Op de inhoudelijke zitting wordt er 3 jaar gevangenisstraf tegen hem geëist…..ondanks het feit dat men inmiddels weet dat hij in de beschoten auto heeft gezeten. Het OM komt met een vergezochte juridische redenering. Ondanks dat duidelijk is dat hij in de beschoten BMW heeft gezeten zou hij met een andere inzittende “ nauw en volledig hebben samengewerkt” bij het “terugschieten” op de 2 auto’s die hen belaagden. Een verregaande theoretische redenering.

De rechtbank maakt er gelukkig korte metten mee en oordeelt:
“Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte en medeverdachte telkens tegenover de politie , het openbaar ministerie en de belastingdienst openheid van zaken hebben gegeven over het feit dat zij zich bezig hielden met de hennepteelt. Verdachten hebben de benodigde elektriciteit op een verantwoorde en veilige manier afgenomen en de elektriciteitsrekeningen aan de leverancier betaald”. Nu de geconstateerde kweek volledig binnen de belangrijkste doelstellingen van het door de overheid ontwikkelde gedoogbeleid viel oordeelde de rechter dat géén straf of maatregel opgelegd behoorde te worden.

En de rechtbank komt dan tot vrijspraak voor cliënt omdat: “ Het enkel als passagier aanwezig zijn in de BMW …ten tijde van het schieten….geen medeplegen oplevert…”

Deze week bereikte mij de mededeling dat de officier géén hoger beroep heeft aangetekend….zodat cliënt definitief van de zaak af is.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.
Wordt vervolgd.


maart 2015
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Growshops de nek omgedraaid

Op 1 maart 2015 is de wet "Strafbaarstelling van handelingen ter voorbereiding of vergemakkelijking van illegale hennepteelt" in werking getreden. Justitie hoopt met deze nieuwe wettelijke bepaling in één klap alle “toeleveranciers” van de hennepteelt weg te kunnen vagen.
Strafbaar is iedereen die; voor de hennepteelt bruikbare, stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt , verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt , aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen , ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voor handen heeft of gegevens voorhanden heeft bestemd voor bedoelde teelt.

Wist of ernstige reden om te vermoeden
Alles wat je dus maar kunt verzinnen met betrekking tot de voorbereiding van hennepteelt is nu strafbaar. Zelfs het hebben van informatie (een handleiding of instructieblaadje) bruikbaar bij de teelt valt onder de strafbepaling. Vereiste voor strafbaarheid is echter wel dat je wist of ernstige reden had om te vermoeden dat wat je voorhanden hebt bedoelt was voor de illegale hennepteelt.
Daar zal dus nog een heel juridisch gevecht om geleverd gaan worden. Kon de leverancier / verkoper weten (of moest hij ernstig vermoeden) dat het om illegale hennepteelt ging ? Valt ook de kleine huiskweker eronder of slechts de georganiseerde en grootschalige teelt ? Allemaal vragen die door de rechter beantwoord moeten gaan worden.

Invallen
Justitie gaat er inmiddels vol tegen aan. Zo heeft de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) alle exploitatievergunningen van growshops per 1 maart 2015 doen laten vervallen en zijn er reeds meerdere invallen geweest bij locaties die als growshops betiteld konden worden.
Tijdens invallen op meerdere plekken in brabant zijn alle spullen in beslag genomen, variërend van lampen tot voeding. Attributen die ook bij ieder tuincentrum te verkrijgen zijn. Agenten vergezeld van gemeenteambtenaren lieten tijdens de invallen weten dat alles in beslag werd genomen om uiteindelijk duidelijkheid te verkrijgen omtrent de vraag wat nu wel en niet verkocht mag worden onder de nieuwe wetgeving. Een “test-case” dus.

Het zekere voor het onzekere.
Inmiddels hebben echter veel verkopers van kweekproducten het zekere voor het onzekere genomen en is men kennelijk niet bereid de “proefprocessen” af te wachten. RTV Rijnmond liet onlangs weten dat de Rotterdamse Growshops van de aardbodem verdwenen lijken te zijn. Tijdens een rondgang langs bekende adressen kwam men tot de conclusie dat vrijwel alle deuren gesloten zijn en dat de telefoon niet meer wordt beantwoord. Kennelijk heeft men in Rotterdam en omgeving tijdig maatregelen genomen en is men niet meer zichtbaar aanwezig. Ook op internet schijnt men bot te vangen en kan er niet meer besteld worden. De één heeft een bordje aan de deur gehangen “wegens verbouwing gesloten” de ander is inmiddels geheel leeg en verhuisd.

Gedoogbeleid.
Het resultaat van de nieuwe wet is dus nu reeds zichtbaar. Min of meer openlijke verkoop van kweekproducten is verleden tijd. De grote vraag is echter: wat komt er voor in de plaats ? Hoe gaat die in en verkoop in de toekomst eruit zien ? Want één ding is duidelijk: men zal blijven kweken. En daar is ook de rechtelijke macht zich bewust van. Onlangs oordeelde de rechter in Groningen nog dat een kweker die zich aan alle regels hield géén straf verdiende. De rechtbank overwoog:

“Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is komen vast te staan dat verdachte en medeverdachte telkens tegenover de politie , het openbaar ministerie en de belastingdienst openheid van zaken hebben gegeven over het feit dat zij zich bezig hielden met de hennepteelt. Verdachten hebben de benodigde elektriciteit op een verantwoorde en veilige manier afgenomen en de elektriciteitsrekeningen aan de leverancier betaald”. Nu de geconstateerde kweek volledig binnen de belangrijkste doelstellingen van het door de overheid ontwikkelde gedoogbeleid viel oordeelde de rechter dat géén straf of maatregel opgelegd behoorde te worden.

Wellicht dat deze uitspraak een eerste kleine stap is richting de “legale kweek”.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.
Wordt vervolgd.


februari 2015
Foto Mr. A.S. van der Biezen

‘Schietende agent veroordeeld’

Onlangs werd ik geconfronteerd met een cliënt die op de vlucht was geslagen voor de politie. Het ging om een Belgische jongen die, onder druk van enkele vage kennissen, een geringe hoeveelheid softdrugs had ingekocht. Bij een politiecontrole werd hem een “stopteken” gegeven, waarna hij gas gaf en er vandoor ging. Na een wilde achtervolging reed hij vervolgens een doodlopend straatje in, dat eindigde in een kleine rotonde. Hij kon niets anders dan keren.
Aangekomen bij die rotonde werd cliënt door de hem achtervolgende politieauto’s vol geramd bij het linker voorwiel van de auto, waarna cliënt stopte en zijn auto in de achteruit zette. Tijdens deze manoeuvre werd ook de achterzijde van zijn voertuig opzettelijk door de tweede politieauto met hoge snelheid zwaar geramd. Na tweemaal zwaar geraakt te zijn, was cliënt compleet in paniek. Doodsbang zette hij zijn voertuig in z’n vooruit en probeerde zo langs de hem botsende politieauto te komen.
Wat er zich vervolgens voordeed is glashelder door aanwezige videocamera’s vastgelegd. In de rechtbank werden op mijn verzoek de beelden in zijn volle omvang getoond. Uit de politieauto die het eerst op cliënt inreed stapte een jonge politieagent en trok zijn dienstwapen. Terwijl cliënt met een ruime bocht van zeker 1 meter keurig langs de agent reed (die daardoor nimmer een moment in gevaar was), werd door de agent vol het vuur op de voorbijrijdende auto geopend.
In het dossier valt dan het volgende te lezen: “Ik hoorde aan het motorgeluid dat hij gas begon te geven. Ik heb op dat moment mijn van dienstwege verstrekte vuurwapen getrokken en op de bestuurder gericht.”
Vervolgens wordt er door deze agent 4 maal gericht op het portier van de auto geschoten. De deur waar cliënt zat, het bestuurdersportier, vertoont na het incident 4 forse kogelinslagen.
Alsof dit geweld nog niet voldoende was, doet een collega er nog een schepje bovenop.
Te lezen valt: “Direct daarna hoorde ik schieten en ik was er van overtuigd dat collega X had geschoten. Toen wist ik dat het goed mis was en wilde ik de auto tot stilstand brengen. Ik heb toen tweemaal richting de linkerachterband van de Golf geschoten”.
Ook die schoten treffen doel. Ten koste van alles tracht de politie de auto van cliënt tot stoppen te krijgen. De auto wordt nog net niet compleet doorzeeft. De beelden duiden op Amerikaanse toestanden. Compleet wildwest.

Tijdens de rechtszaak tegen cliënt, die aanvankelijk werd verdacht van poging tot doodslag en later de afgezwakte vorm van poging tot zware mishandeling, werd door mij het volgende aangevoerd.

De rechtbank te Utrecht oordeelde in 2014, in een vergelijkbare zaak, waarbij niet de wegrijdende burger werd vervolgd doch de schietende agent, het volgende:
“Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting stelt de rechtbank vast dat de identiteit van de aan te houden bestuurder bekend was bij de verdachte politieagent toen hij op de auto schoot. Ook is niet aannemelijk geworden dat uitstel van de aanhouding een onaanvaardbaar te achten gevaar voor de rechtsorde met zich mee zou brengen”. “ In de Ambtsinstructie van de politie is met betrekking tot dit punt opgemerkt dat het schieten op rijdende auto’s ernstig wordt ontraden. Reden hiervoor is de geringe kans op succes om het voertuig tot stilstand te brengen, naast het feit van een relatief hoog risico voor het raken van de aanwezige personen door projectielen die via het voertuig afdwalen”.

Op basis van deze uitspraak van de rechtbank Utrecht, waarbij de betrokken agent werd veroordeeld tot drievoudige poging tot doodslag (tot een taakstraf van 120 uren!), heb ik gesteld dat cliënt als gevolg van het volstrekt “onrechtmatige en disproportionele overheidsoptreden” géén straf behoort te krijgen (primair Ontslag van Rechtsvervolging / subsidiair Vrijspraak).

Uitspraak volgt.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.
Wordt vervolgd.


oktober 2014
Foto Mr. A.S. van der Biezen

De zaak Culemborg en de Lokwoning

Culemborg - Sinds de oud en nieuw rellen (Molukse jongeren gaan op de vuist met Marokkaanse jeugd) van 2010 zijn de politie en burgemeester in Culemborg erop gebrand de Marokkaanse jongeren in hun gemeente, die overlast zouden veroorzaken, keihard aan te pakken. Ook mijn minderjarige cliënt, wiens vader op bewuste avond zwaar is mishandeld, maakte onderdeel uit van onderzoek. Alle middelen lijken geoorloofd en alle middelen worden dan ook ingezet in het strafrechtelijke onderzoek dat vervolgens medio 2011 op hen wordt gestart.

De verdenking omvat woninginbraken en diefstallen op grote schaal. De rechter-commissaris keurt vrijwel alle verzoeken tot het inzetten van verregaande opsporingsmethoden (BOB aanvragen genaamd) goed en de zaak gaat in volle omvang draaien. Opnames van alle vertrouwelijke gesprekken, in alle voertuigen. Observaties, taps en opvragen van gsm/zendmast gegevens en zelfs peilbakens. Straat coaches en wijkagenten maken de 24 uur per dag controles compleet. Maar alsof het volgen en bespioneren met de middelen die de wet biedt niet genoeg was, werd besloten in de zaak ‘Culemborg’ nog iets nieuws in te zetten.

Tijdens het bestuderen van duizenden pagina’s BOB dossier (dossier waarin alle opsporingsaanvragen en verzoeken zijn verwerkt) viel mijn oog op een op het eerste gezicht onschuldig lijkende aanvraag aan de Rechter-Commissaris voor het ‘opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel’ (art. 126l WvSv).

Lokwoning

Een aanvraag waarvan er wel honderden in de verhuisdozen zaten. Maar bij nadere bestudering bleek dat het technische hulpmiddel bedoelt was om ‘in te zetten in een lokwoning’ die midden in een woonwijk in Culemborg was geregeld. Bij nadere bestudering en doorvragen, bleek dat de politie bij de woningbouwvereniging een huis had gevorderd met als doel deze zo opvallend mogelijk in te richten met uiteraard peperduur ogende spulletjes. En dat midden in de woonwijk waar de meeste ‘subjecten’, lees minderjarige jongens, woonachtig waren…een paar deuren naast mijn cliënt.

De verdediging wilde over deze buitenwettelijke opsporingsmethode alles weten en verzocht de rechtbank in Arnhem om getuigen te mogen horen. De officier vond nader onderzoek niet noodzakelijk en kwam met een aanvullend proces verbaaltje, waarin simpelweg werd bevestigd dat men bezig was geweest met lokken’ (uitlokken ?) door het gebruik van een woning midden in de wijk van verdachten. ‘Omdat het echter niets had opgeleverd, was nader onderzoek niet relevant,’ aldus de zaakofficier. De verdediging voerde bij de rechtbank aan dat dit juist zou kunnen duiden op de onschuld van verdachten, als zijnde een ‘ontlastend element’. De rechtbank kende één getuige toe, een agent, die vervolgens kwam zeggen dat de woning er mooi uitzag. En daar was dan de kous mee afgedaan voor de rechtbank te Arnhem.

Iedere keer toetsen

Het Wetboek van Strafvordering bevat géén systematische beschrijving van opsporingsmethoden. Wie wil weten van welke opsporingsmethoden de politie zich bedient en daarbij zou afgaan op hetgeen het wetboek daarover zegt, krijgt een vertekend beeld. Veel door de politie gehanteerde opsporingsmethoden zijn dus niet bij wet geregeld. Per gehanteerde methode zal iedere keer getoetst en gewogen dienen te worden of de methode inbreuk maakt op de rechten en vrijheden van burgers, waarbij de termen ‘proportionaliteit en subsidiariteit’ een belangrijke rol spelen. Simpel gezegd dient men de vraag te beantwoorden of het gehanteerde middel, gezien de verdenking, wel acceptabel is en niet onredelijk zwaar en vergaand. Een discussie dus omtrent de vraag hoe ver de politie mag gaan in het bespioneren en bekijken van burgers en welke inbreuk op hun (privé-) leven is toegestaan.

Big Brother

Uit het dossier ‘Culemborg’ komt een beeld naar voren van Marokkaanse jongeren die in een tijdsbestek van enkele maanden ‘honderden keren’, ja u leest het goed, ‘honderden keren’, staande worden gehouden door de politie en gevraagd worden naar hun identiteitsbewijs. Vrijwel iedere dag wordt hun voertuig aangehouden en wordt er door wijkagenten gevraagd wat ze aan het doen zijn. Terwijl iedere wijkagent de betreffende jongens kent en precies weet om wie het gaat, wordt telkens weer de verplichte identificatie ‘misbruikt’ om door te vragen en om zonder wettelijke grondslag in de auto en/of kofferbak te kijken. Naast deze permanente controles, vaak zelfs uitgevoerd door ‘sjansende’ politieagentes, zoals blijkt uit de uitgehoorde vertrouwelijke gesprekken, de zogenaamde Opname Vertrouwelijke Communicatie (OVC’s), werden de jongens dus 24 uur per dag in hun auto afgeluisterd en werden ze door uiteenlopende camera’s dag en nacht bespied. Tel daarbij op een ‘Traser’ (technisch volgsysteem, ook wel peilbaken genoemd) die onder de verschillende auto’s zat en dan heeft men een complete Big Brother is watching you. Het hanteren van niet bij wet geregelde opsporingsmethodieken, aansluitend op wèl bij wet geregelde methoden, in combinatie met vrijwel continue en dagelijks ID-controles, creëert een volstrekt buiten alle proporties vallende situatie. Een totale inbreuk op iedere privacy waarvan je je moet afvragen of de wetgever dit ooit gewild en bedoeld heeft. Of is hier sprake van een ontsporend apparaat dat het motto predikt ‘het doel heiligt alle middelen’? De zaak Culemborg leent zich in mijn optiek voor een grondige discussie omtrent de vraag hoever we met opsporing willen, kunnen en mogen gaan.

Totale opsporing

Gezien deze massale en in mijn optiek disproportionele toepassing van opsporingsmiddelen is het onverklaarbaar en feitelijk onmogelijk dat de politie gedurende de opsporingsperiode (oktober 2011 tot en met mei 2013) van ruim twee jaren géén enkele keer de betreffende groep op heterdaad bij een woning inbraak heeft kunnen betrappen. Ondanks het vrijwel continue volgen van meerdere personen, het in kaart brengen van hun bewegingen met technische hulpmiddelen in combinatie met gegevens van zendmasten en peilbakens hebben de observatoren ze in ruim twee jaar nooit zien inbreken. Dat kan twee dingen betekenen: òf de politie werkt uiterst onzorgvuldig waardoor die steeds te laat is, of was, òf men had de verkeerde groep op de korrel en controleerde de verkeerde mensen. De rechtbank te Arnhem heeft het door de officier en politie als bewijs gepresenteerde (gebrekkige) materiaal voorlopig geaccepteerd en mijn cliënt veroordeeld. Na deze onterechte veroordeling volgt het hoger beroep. Het is nu aan het Gerechtshof om de bewijswaarde en betrouwbaarheid van het materiaal te toetsen, maar ook om zich te buigen over de vraag of de hier gehanteerde ‘totale opsporing’ wel past binnen de marges van proportionaliteit en subsidiariteit.

Arthur van der Biezen is strafrechtadvocaat.
Wordt vervolgd.


augustus 2014
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Geheime trajecten vormen een ondermijning van de Rechtsstaat.

Mijn laatste column sloot ik af met de woorden: "Of het openbaar ministerie dan nog met dit onbehoorlijke optreden zonder kleerscheuren wegkomt is zeer de vraag". Ik kan U nu melden dat zij daar niet mee weg is gekomen en dat het OM niet ontvankelijk is verklaard en de zaak naar de prullenbak is verwezen. Het recht op vervolging is in deze zaak verspeeld. De rechtbank Groningen (tegenwoordig Rechtbank Noord-Nederland genaamd) kwam op basis van de navolgende feiten tot deze verregaande conclusie.

Zij overwoog :

"De rechtbank spreekt……de niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie uit aangezien hij heeft aangegeven niet te zullen meewerken aan het bevel van de rechtbank….om de informanten door de rechter-commissaris als getuigen te laten horen".

Het geheimhouden van de manier waarop er in Nederland wordt opgespoord en alle trucjes en handje klap die daar kennelijk mee gepaard gaan mogen ten koste van alles niet in de openbaarheid komen. De verdediging noch de rechtbank mogen weten wat er in deze concrete zaak zich heeft afgespeeld. De rechtbank is daar boos over en verwoord die woede als volgt, ik citeer:

"De rechtbank stelt vast dat het een teleurstellende gang van zaken is nu de zaak zo zal moeten eindigen".

De rechtbank wijst in haar beslissing op de mogelijkheid van het openbaar ministerie om een getuige "anoniem" te doen laten horen met de status van "bedreigde getuige". Via die weg is het dan eveneens aan de rechter om die status te toetsen en vervolgens over de anonimiteit en de veiligheid van die bedreigde getuige(n) te waken. Nadrukkelijk wijst de rechtbank op verschillende momenten in de procedure op deze mogelijkheid. De rechtbank zet als het waren de deur wagenwijd open voor een oplossing, en wijst nadrukkelijk op de consequenties als die weg niet gevolgd wordt.

Maar de officier beweegt niet en stelt keihard dat de informanten die gehoord zullen gaan worden en dat het openbaar ministerie zijn medewerking niet zal verlenen aan het horen van de informanten.

De rechtbank oordeelt teleurgesteld maar consequent:

"Het is ronduit teleurstellend dat het openbaar ministerie die weg niet wil bewandelen. Het is teleurstellend dat de officier van justitie de beslissing van de rechtbank begrijpt en respecteert , maar niet zal meewerken aan het gegeven bevel. Ook zijn géén redenen aangevoerd waarom de bescherming die de rechtsgang van "bedreigde getuige" biedt, onvoldoende zou zijn".

Nog nooit heb ik zo’n expliciet geuitte boosheid en teleurstelling van een rechtbank gelezen. Men baalt er gewoon van dat de officier van justitie niet luistert en haar beslissingen en herhaalde handreikingen niet respecteert.

De rechtbank wil , volledig terecht, gewoon weten of de aanvang van de zaak rechtmatig is. Wat er precies aan de start van het onderzoek ligt moet volgens de rechter helder boven tafel komen. En daar blijft de rechterbank bij. Nu de officier niet meewerkt komt die duidelijkheid er niet:

"De start van het onderzoek blijft dus onduidelijk en dit raakt de totale tenlastelegging. Er was , zoals eerder overwogen een redelijk verdedigingsbelang om de start van het onderzoek nader te onderzoeken".

En daarmee eindigde een zeer omvangrijke strafzaak die tonnen cq miljoenen aan overheidsgelden gekost heeft. Gewoon omdat één officier van justitie (uiteraard na overleg met zijn meerderen) weigert de wil van de rechter te doen uitvoeren.

De vraag blijft: wat zit daar nu achter ? Waarom offert men , willens en wetens, zo’n omvangrijke zaak op ?

Je kunt alleen maar theoretiseren. Misschien bestond er helemaal géén "anonieme tip" (CIE informatie) en heeft men simpelweg een "oud onderzoeksdossier" uit de kast gehaald en liegt men keihard over de start van het onderzoek. Bij zo’n start heb je immers géén informanten die je kan doen laten horen….dat zijn dan gewoon rechercheurs.

Reeds in 1996 blijkt tijdens de parlementaire "Enquete Opsporingsmethoden" (beter bekend onder de naam Commissie van Traa) dat CIE trajecten als start van strafrechtelijk onderzoek veelvuldig misbruikt worden om zodoende op oneigenlijke gronden (lees onrechtmatige) te kunnen gaan tappen , observeren etc...... . Toen al constateerde de commissie van Traa dat politiefunctionarissen stonden ingeschreven als "informant".

Te lezen valt in het Eindrapport van de Commissie op blz 430:

"Politiefunctionarissen zijn in verschillende regio’s ingeschreven als informant. De commissie acht dat onwenselijk".



In het rapport valt op diezelfde pagina het volgende te lezen:

" De cultuur van geheimhouding is naar het oordeel van de commissie te overheersend. Aan informanten kan géén absolute garantie van anonimiteit gegeven worden. De rechter , eventueel de rechter-commissaris , dient ook het werk van informanten te kunnen toetsen. Alle relevante informatie ten behoeve van de opsporing dient in processen-verbaal te worden vastgelegd. De commissie meent dat in de afgelopen jaren de balans is doorgeslagen naar het beschermen van informanten ten koste van de rechtsstatelijke eisen van openbaarheid en verantwoording. Daarbij heeft zich de paradox voorgedaan dat naarmate de effectiviteit en het belang van de informant voor de politie toeneemt, het moeilijker wordt de informatie daadwerkelijk te gebruiken en te verantwoorden".

In de rechtspraktijk en de wetgeving ná "Van Traa", blijkt dat men in de bijna 20 jaren die verstreken zijn vrijwel niets ten goede is veranderd. Dat kan en mag je concluderen uit de door mij beschreven zaak.

In enkele (CIE-) processen-verbaal worden verdachtmakingen geuit richting cliënten…en als je dan iets wilt toetsen , is helder wilt krijgen …komt er géén enkele openbaarheid , géén transparantie……..zelfs niet als de rechters dat eisen.

Rechtsstatelijke eisen van openbaarheid en verantwoording worden simpelweg genegeerd en met voeten getreden.

Dan moet men zich de vraag stellen: hoe is het in andere zaken ? Hoe gaat het in zaken waar het toevallig niet boven tafel komt ? Waar de advocaat niet de juiste vragen stelt en niet om nader onderzoek vraagt ? En in zaken waarin de strafrechter nader onderzoek niet wenselijk of noodzakelijk acht ?

Het laat zich raden.

Door Arthur van der Biezen.


juni 2014
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Officier van justitie beïnvloed cruciale getuige

In mijn praktijk kom ik de laatste jaren meer en meer strafzaken tegen waarin de opsporende instanties, met name het OM , het niet zo nauw nemen met wet en regelgeving. Door toedoen van met name het hoogste rechtscollege in ons land , de Hoge Raad, zijn de sancties op onbehoorlijk gedrag van politie en justitie vrijwel geheel uitgekleed dan wel verdwenen. Zo werd een officier van justitie vroeger nog wel eens niet ontvankelijk verklaard bijvoorbeeld als een zaak 4 of 5 jaren op de plank had gelegen en de redelijke termijn ernstig was overschreden, nu krijgt men in een dergelijk geval 1 maand strafkorting bij een uitspraak van 10 jaar.

De Hoge Raad ziet tegenwoordig vrijwel ieder onbehoorlijk gedrag van opsporings- ambtenaren en officieren door de vingers met de redenering dat verdachten niet hoeven te profiteren van fouten van anderen. Het resultaat daarvan zien we echter in de hedendaagse strafpraktijk, meer en meer gevallen van onbehoorlijk handelen. Omdat bestraffing en correctie uitblijft komt meer en meer grensoverschrijdend gedrag aan het licht, van instanties waarvan nou juist verwacht mag worden dat ze zich aan de wet houden.

Getuige beïnvloed

Waren het in mijn vorige column opsporingsambtenaren die in een omvangrijk moordonderzoek (de beruchte Villamoord) getuigen en verdachten onderdruk zetten door de mededeling dat ze "vingers zouden afknippen" als de waarheid niet werd verteld, nu is het een officier die de wet aan zijn laars lap.

Wat is het geval?
In een omvangrijke fraudezaak (antibiotica verkocht als diergeneesmiddelen) heeft een officier van justitie het gepresteerd een van de belangrijkste getuige in de zaak, de CIE-Chef, direct te beïnvloeden. Door krachtig doorvragen en ruimte die de rechter-commissaris aan de verdediging bood kwam de onrechtmatige beïnvloeding aan het licht.

De rechtbank Groningen oordeelde op 27 januari 2014 als volgt:

" De rechtbank stelt vast dat de officier heeft geprobeerd een getuige te beïnvloeden . Er is daarmee sprake van een vormverzuim. De rechtbank twijfelt echter of dit een onherstelbaar vormverzuim is".

Ondanks de heldere constatering van de rechtbank dat de zaaksofficier heeft geprobeerd een cruciale getuige (de Chef van de Criminele Inlichtingen Eenheid) te beïnvloeden, gaat de zaak gewoon door. Het felle pleidooi van de verdediging om het OM niet ontvankelijk te verklaren omdat dit toch echt niet kan , werd niet gehonoreerd. Hoe helder en hoe onbehoorlijk wil je het hebben ? Als zelfs aan zo’n (onrechtmatige) actie van een wetsdienaar géén consequenties verbonden worden moet je je toch echt zorgen gaan maken over de rechtsstaat.

Zoethoudertje

De rechtbank vond het echter niet zo’n groot probleem en oordeelde:

" Van een zodanige fundamentele inbreuk dat daardoor het wettelijk systeem in de kern wordt geraakt en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard is naar het oordeel van de rechtbank evenmin sprake".

Het betrof hier niet zomaar een getuige maar een cruciale: de chef van de Criminele Inlichtingen Eenheid (CIE) die vragen van de verdediging diende te beantwoorden omtrent de al dan niet rechtmatigheid van de start van het onderzoek. De zaak mag van de rechtbank gewoon door gaan en de officier (die zich inmiddels wijselijk laat vervangen) mag onze klanten blijven vervolgen. Als zoethoudertje heeft de verdediging wel het volgende voor elkaar gekregen, de rechtbank besliste:

" De rechter-commissaris moet in elk geval de informant(en) die is (zijn) bedoeld in de 3 CIE-verbalen die zich in het dossier bevinden horen. Als deze informant(en) naar de mening van de officier van justitie afgeschermd moet(en) worden, ligt het op de weg van de officier van justitie een gemotiveerde vordering hiertoe bij de rechter-commissaris te doen. De rechter-commissaris beslist vervolgens".

Onbehoorlijk gedrag

Op zich een opmerkelijke beslissing. Vrijwel nooit krijgt immers een advocaat het voor elkaar om informanten te mogen horen als getuige.
Of het echter ooit tot een dergelijk verhoor in deze zaak gaat komen is nog maar zeer de vraag.
Hetzelfde openbaar ministerie dat eerst getracht heeft een doorslaggevende (chef-cie) getuige te beïnvloeden heeft op 8 april jl aan de rechter-commissaris het volgende laten weten.

" Gelet op deze veiligheidsrisico’s , het mijns inziens in casu niet aan de orde zijn van zwaarwegende belangen, de zorgplicht die ik als CIE-officier van justitie met betrekking tot afscherming van informanten in het algemeen heb en uw beslissing dat U niet zult treden in de beslissing van de rechtbank , zie ik mij genoodzaakt de beslissing tot het horen van de informanten ter heroverweging aan de rechtbank voor te leggen".

Een in de kern schandalig schrijven. Een "eerlijk proces" is in de ogen van deze Cie-officier géén zwaarwegend belang. Het onbehoorlijke gedrag van zijn collega en het door mogen gaan met vervolgen gaat hij gemakshalve volledig voorbij. De conclusie is, "wij werken aan het horen van informanten niet mee" . Hoewel de rechtbank te Groningen volstrekt helder was gaan we de beslissing toch nog eens proberen te veranderen bij diezelfde rechtbank.

We gaan het binnenkort meemaken. Op 12 juni 2014 gaat de zaak verder bij de rechtbank te Groningen.

Of het openbaar ministerie dan nog met dit onbehoorlijke optreden zonder kleerscheuren wegkomt is zeer de vraag.

We gaan het meemaken !

Wordt vervolgd...


april 2014
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Anders hak ik je vingers af: Politiedwang in de praktijk

Binnenkort zal door mij in de zaak van de "Arnhemse Villamoord" een herzieningsverzoek bij de Hoge Raad der Nederlanden worden ingediend in verband met een omvangrijke gerechtelijke dwaling.

Na een wetenschappelijke analyse van de zaak verricht door de faculteit Rechtspsychologie van Universiteit te Maastricht werd de volgende conclusie getrokken:

"Er zijn voor deze moord negen mannen veroordeeld. Het bewijs tegen deze verdachten bestaat uitsluitend uit bekentenissen".

Deze bekentenissen blijken nu in de visie van de onderzoekers , die alle verhoren op video hebben bekeken en bestudeerd, vals te zijn en voornamelijk voort te vloeien uit ongeoorloofde druk en sturing.

Zij stellen dan ook dat er, naast de valse bekentenissen: "...geen enkele serieuze aanwijzing is dat deze onherroepelijk veroordeelde verdachten iets met de moord te maken hebben".

Uit de analyse van de 160 videobanden met verdachten verhoren komt een onthutsend beeld naar voren over de verregaande intimiderende wijze van verhoren.

Een voorbeeldje: "Je liegt , je liegt, je liegt, en waarom lieg je ? Misschien wel omdat jij wel de moordenaar bent".

Maar het ging er echter tijdens de verhoren nog veel erger aan toe: Verdachte:"Ja, ik ben niet binnen geweest. Verhoorder:"Ja ? Stel ! Stel ! Dat zeg je ! Je bent niet binnen geweest ! Ja ! Oh ja, is dat waar ? ................Je zit nog te draaien ! Dat moet je niet doen! Want alleen wij kunnen bewijzen of jij binnen bent geweest of niet ! Wij kunnen bewijzen of jij twintig jaar gevangenisstraf moet hebben , of twee jaar !"

En een stukje verder in datzelfde verhoor valt te lezen: Verhoorder:"Want het is duidelijk dat je er dus bij bent geweest , dat is100 % duidelijk ! Wil je dan dat wij aantonen , ja, wil je dan graag dat wij aantonen dat jij niet de moordenaar bent of niet ?"

Verdachte:"Ja, ik ben geen moordenaar !. Verhoorder:"Oh, en hoe moet ik dat bewijzen ? En je zit nog te liegen !"

Zo gaat het er dus in onze "nette rechtstaat" aan toe in de beslotenheid van het verhoorkamertje. Tot aan het hoogste rechtelijke college heeft men dit goed gevonden.

Ook wordt buiten beeld geregistreerd dat aan mijn client wordt medegedeeld: "Als we al die onzin van jou op gaan typen wordt het echt helemaal een zooitje".

Tijdens verschillende verhoren wordt er in deze zaak zelfs gedreigd met fysiek geweld (waarbij van belang is dat meerdere verdachten zijn geboren in Turkije en zich bewust zijn van mensenrecht schendingen tijdens politieverhoren).

In cassatie wordt aangevoerd dat tegen verdachte Omer tijdens de verhoren door verbalisant Ad werd gezegd "dat als hij de waarheid niet zou vertellen, zijn baard er af zou worden getrokken en er zo voor gezorgd zou worden dat hij dan in de compositietekening zou passen".

In een ander verhoor werd aan een verdachte gevraagd of ze bij elke door hem (lees: verbalisanten) geconstateerde leugen " een vinger mochten afknippen".

Het Gerechtshof te Arnhem overweegt in haar arrest op dit punt (het afknippen van vingers) in haar uitspraak van 12 december 2000 het volgende:

"Het Hof heeft waargenomen dat het verzoek om medische hulp niet (direct) is gehonoreerd en dat verdachten langdurig zijn verhoord. Voorts is op een bepaald moment door een verbalisant aan een verdachte gevraagd of men bij elke leugen een vinger mocht afhakken".

De conclusie van het Hof (op deze ronduit schokkende constatering) is dan als volgt: "Van de politieverhoren kan niet worden gezegd dat er een ontoelaatbare druk op verdachten uitging die hun verklaringsvrijheid op onaanvaardbare wijze heeft geschonden".

Een onbegrijpelijke conclusie van het Hof.

De voornoemde onderzoekscommissie komt dus tot een volstrekt andere conclusie en stelt dat alle negen verdachten op onbruikbaar materiaal ten onrechte veroordeeld zijn, hetgeen de grootste gerechtelijke dwaling ooit in Nederland zou zijn.


De Arnhemse villamoord, wat voorafging

Op 2 september 1998 is er een roofmoord op een 63-jarige vrouw in een villa in Arnhem. De buit was slechts een portemonnee, een paar bankpasjes en een armband. De bewoonster werd door het hoofd geschoten, en een bezoekster, Eline Visser, overleefde een schampschot. Haar getuigenis spreekt van één overvaller die ze heeft gezien. Een Duitse verdachte kreeg in Duitsland vrijspraak bij gebrek aan bewijs. Voor de roofmoord werden negen Nederlandse mannen, meest van Turkse afkomst, veroordeeld tot gevangenisstraf (5 tot 12 jaar); acht mannen zaten hun straf uit, terwijl één man in zijn cel zelfmoord pleegde. Hij liet een brie#e achter dat hij onschuldig was. Hun veroordeling was vooral gebaseerd op de bekentenissen van één persoon, die is veroordeeld tot 5 jaar en die niet in hoger beroep ging. De politieverhoren zijn bijna integraal opgenomen op 160 videobanden. Er was nauwelijks technisch bewijs, zo is het moordwapen nooit gevonden.



Wordt vervolgd...

Arthur van der Biezen, strafrechtadvocaat


november 2013
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Kort geding tegen de Staat.

Naar aanleiding van de oproep om steun voor een kort geding tegen de Staat in verband met de verregaande "versoberingen" en bezuinigingen op het gevangeniswezen heb ik tientallen positieve reacties binnen gekregen. Niet alleen gedetineerden maar ook personeel van verschillende PI's steunen het plan. Inmiddels heeft ook het belangrijkste advies orgaan van de overheid de Raad van State de plannen van Teeven als onvoldoende onderbouwd en zelfs als schadelijk betiteld. In de pers viel te lezen:

De Raad van State ziet het plan van het kabinet om gevangenen met een enkelband naar huis te sturen niet zitten. Het is slecht onderbouwd en mogelijk gevaarlijk, zo staat in een nog niet geopenbaard advies dat in handen is van De Telegraaf. Door een gebrek aan begeleiding zouden criminelen weer op het slechte pad kunnen raken.

Ook geeft de Raad van State aan dat de versoberingen kennelijk enkel en alleen zijn ingegeven door "bezuinigingsdrift" en dat de door Teeven gestelde bezuinigings- doelstellingen niet gehaald zullen worden door stijgende kosten (zoals uitkeringen etc) verbonden aan het plan. Kosten waarmee Teeven in zijn berekeningen geen rekening heeft gehouden.

Grootste punt van kritiek blijft echter dat naar alle waarschijnlijkheid de bezuinigingen een aanzienlijke verzwaring van de detentie zullen inhouden omdat programma's worden afgeschaft en slechts weinigen zullen kunnen profiteren van de eerdere vrijlating met een enkelband. Alle "voordeeltjes" die nu standaard zijn zullen in de toekomst verdiend moeten worden, maar worden grotendeels gewoon afgeschaft om zodoende geld te besparen.

Steun voor de juridische onderbouwing van een kort geding tegen de Staat is inmiddels ook gekomen uit onverwachte hoek. Onlangs is Spanje veroordeeld wegens het handelen in strijd met de mensenrechten door onrechtmatig te handelen jegens een ETA gevangene.

Spanje had , na het veroordelend vonnis, nieuwe wetgeving ingevoerd die voor de betreffende gedetineerde zeer nadelig waren en die ervoor zorgde dat de executie van zijn straf met jaren verlengd werd. Omtrent deze Europese Hof uitspraak viel het volgende te lezen:

Zij had in 2008 vervroegd vrij kunnen komen, maar de Spaanse justitie verlengde haar hechtenis en die van andere ETA-gevangenen op grond van nieuwe wetten. Het Europees hof oordeelt nu dat Spanje dit niet had mogen doen omdat er bij de strafverlenging een wet is toegepast die nog niet gold toen de vrouw werd veroordeeld.

Deze uitspraak geeft aan dat "nieuwe wetten" ingevoerd na een veroordelend vonnis...in sommige gevallen evident in strijd met de mensenrechten kunnen zijn en dus onrechtmatig tegenover een individuele gedetineerde. Met deze uitspraak is een kort geding geenszins kansloos.

Het plan van Teeven is inmiddels naar de tweede kamer gestuurd om beoordeeld te worden. De vele negatieve adviezen en rapporten zullen de oppositie niet ontgaan zijn zodat te hopen valt dat het plan van Teeven aangepast of geheel verworpen zal gaan worden.

Wordt vervolgd... Reacties naar kortgeding@bajes.nl

Arthur van der Biezen, strafrechtadvocaat


augustus 2013
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Moord ............of speculatie ?

Nadat gedurende een periode van 5 jaren alle telefoons van client waren afgetapt, peilbakens waren ingezet werd uiteindelijk op hem een miljoenen kostende "undercover-operatie" gestart.

Via een nep uitzendbureau kon hij in de haven van Londen beveiligingswerk gaan doen waarbij hij in de haven moest duiken en zoeken naar verborgen goederen onder schepen.
Er werd door zijn "werkgever" een vertrouwensband opgebouwd waarbij men bij hem thuis kwam en zoveel als mogelijk zich in zijn prive leven mengde.
Na al deze moeite werd client opgepakt op verdenking van moord op zijn zwangere ex-vriendin.
Zelfs tijdens zijn detentie.....al in de politiecel...werd een "undercover agent", zogenaamd opgepakt op verdenking van gewapende overvallen, naast hem gezet....in het kader van de stelselmatige informatie inwinning.
In mijn gehele carriere van inmiddels 25 jaren advocatuur heb ik nog nooit zo'n enorme justitie inzet gezien op 1 individu.
Alles had men in deze zaak uit de kast gehaald....werkelijk alles.
Op 3 miniscule bloedspatjes na en een verklaring van een "verwarde" mede gedetineerde waartegen client iets gezegd zou hebben zat er niets belastends in het dossier.
De Rechtbank was van mening dat " het van de officier van justitie ontoelaatbaar speculatief was om op basis van 3 relatief geringe bloedsporen , waarvan de ouderdom niet is komen vast te staan, en waaruit geen duidelijke toedracht van de gebeurtenissen was af te leiden, te concluderen tot enig handelen of nalaten van verdachte, met als gevolg het veroorzaken van pijn , letsel of overlijden en vervolgens verbergen van het lichaam en een ongeboren tweeling".

Omtrent de extreem zware en lange opsporingsmiddelen die jegens client waren ingezet oordeelde de rechtbank als volgt:
" Geconstateerd kan worden dat nu de verklaringen van getuige X., na het aantreffen van de bloedsporen , geen nieuw bewijs-materiaal jegens verdachte opleverde , doorrechercheren toen niet meer gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelt dan ook dat het OM , na afweging van alle betrokken belangen , in redelijkheid niet - want disproportioneel - tot (verdere) toepassing jegens client had kunnen en mogen besluiten".
Resultaat van de gevoerde verweren en de voornoemde overwegingen van de rechtbank was dat mijn client , na jaren van onderzoek, werd vrijgesproken van meervoudige moord.

Arthur van der Biezen, strafrechtadvocaat


juni 2013
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Witwassen, de nieuwe vervolgings-’hype’

Er gaat bijna geen week meer voorbij of er zijn wel clienten die met justitie in verband met een witwas verdenking zich tot ons kantoor wenden. Vrijwel alles wordt vandaag de dag door justitie als "witwassen" gekwalificeerd.

Een dure auto....witwasverdenking en direct inbeslagname een stapel contant geld.....directe aanhouding en witwasverdenking. De voorbeelden zijn legio. Inmiddels hebben wij binnen het kantoor een echt specialisme opgebouwd voor dit soort zaken. Alles wijst immers op een verschuiving van politie en justitie van het grond-of strafrechtelijk in de picture loopt. De strafbare feiten waarmee het geld verdiend zou zijn hoeven dan slechts aannemelijk gemaakt te worden waar- door het bewijs een stuk makkelijker wordt voor het OM. Recentelijk had ik een zaak waarbij op de bankrekening van client een omvangrijk bedrag was gestort. Tijdens het pinnen werd client gewaar dat er op zijn rekening een vermogen was bijgeschreven. In verband met schuldeisers besloot hij direct om een groot bedrag te pinnen en de rest kontant te gaan opnemen bij zijn bank. Tijdens het gesprek met de bankmedewerker aan de balie kreeg deze het ver- moeden dat het geld niet van client kon zijn. Direct werd de recherche verwittigd en werd de rekening geblokkeerd. Twee jaar na dit voorval moest client voor de rechter verschijnen wegens verdenking van witwassen. Tijdens het horen van client deelde deze de rechtbank mede dat hij tijdens het pinnen dacht dat hij wellicht een terugstorting van de belastingdienst had ontvangen, een terugstorting waarover al een tijdje een discussie was. Op de vraag of hij niet kon vermoeden dat het geld van misdrijf afkomstig was (zoals later bleek) gaf hij als antwoord dat tijdens pinnen niet zichtbaar is waar de betreffende storting betrekking op had. Nu een redelijkerwijs moeten vermoeden niet bewezen kon worden werd client vrijgesproken ! Waaruit toch maar weer blijkt dat hoe meer het openbaar ministerie de grenzen ook opzoekt van de witwasbepalingen er uiteindelijk toch enige connectie zal moeten blijken met het eigenlijke strafbare feit (gronddelict) waar het geld uit voortgevloeid zou zijn. Het steeds ruimer toepassen van genoemde wettelijke bepalingen blijft echter een zorgelijke ontwikkeling omdat men steeds meer oneigenlijk gebruik maakt van deze bepalingen.....puur om te plukken en te ontmoe- digen op basis van vrijwel niks.

Arthur van der Biezen, strafrechtadvocaat


april 2013
Foto Mr. A.S. van der Biezen

Verkrachting? Nee, vrijspraak

Eindelijk gerechtigheid. Na 6 jaar procederen en jaren van inactiviteit wordt mijn client vrijgesproken wegens een verkrachting uit januari 2007.

Hoewel er tussen het instellen van het appel en de uitspraak van het Hof ruim vier jaar is verstreken en het Hof concludeert dat de redelijke termijn is overschreden verbindt zij daar geen enkele concrete consequentie aan, anders dan de overweging dat er bij de eventuele straf rekening mee gehouden zal worden. Schandalig.....

Zover komt het gelukkig niet ! Na 7 jaren ontkennen krijgt client eindelijk duidelijkheid. Na een keiharde veroordeling door de rechtbank te Arnhem op 8 oktober 2008 over- weegt het Gerechtshof: Op grond van de stukken in het dossier en het verhandelde ter zit- ting is het Hof van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat spra- ke is geweest van geweld....of dreiging met geweld Hoewel aangeefster uitvoerige (maar wisselende) verklaringen heeft afgelegd en heeft verklaard dat ze met geweld verkracht is....ontbreekt er steunbewijs Met ander woorden....de verklaringen van de dame in kwestie zijn niet voldoende voor een veroordeling. In deze zaak was er echter meer...... verklaringen van vriendinnen en familieleden. Het Hof concludeert dat nu deze getuigen zelf niets hebben gezien of waargenomen en zij allen hun informatie van aangeefster hebben (ge- hoord)... er onvoldoende bewijs is. In gewoon Nederlands: Het enkele verhaal van de vrouw is onvol- doende ! Een juiste uitspraak waar veel rechters nog wat van kunnen leren. In veel zedenzaken gaat het echter nog steeds anders...daar wordt veel waar- de aan de enkele verklaring van aangeefster gehecht die vervolgens als enige bron zelf haar steunbewijs creeert door simpelweg met anderen te praten. In deze zaak gaan we echter voor de schadevergoeding nu client vele jaren in onzekerheid heeft geleefd en met de nek door een ieder werd aange- keken....na 7 jaren eindelijk dan een paar centen als genoegdoening voor al het leed van een valse aangifte.

Klachten over de bajes? Meld ze via klacht@bajes.nl of bel 0800-1001

Arthur van der Biezen, strafrechtadvocaat


februari 2013
Foto Mr. A.S. van der Biezen

DNA, menselijk afval of bewijs?

Op 10 september 2011 kopt de Telegraaf Honderden fouten bij dna-onder- zoek Te lezen valt dat de afgelopen 14 jaar tijdens en na DNA-onderzoek vele honder- den fouten zijn gemaakt van onbenullige tot zeer ernstige. Een schrikwekkend hoog aantal: aldus rechtspsycholoog Peter van Koppen die dan ook pleit voor een diepgravend onderzoek naar forensische missers in ons land. Het zal U niet verbazen dat dat onderzoek er nooit gekomen is en dat het er wellicht ook nooit van zal komen. De onrust omtrent de enorme hoe- veelheid missers en afwijkingen is inmiddels weggeebt en het NFI haastte zich om te roepen dat alle fouten tijdig waren ontdekt en dat al die honder- den missers en afwijkingen geen enkele nadelige invloed op enige strafzaak hadden gehad. Daar moeten U en ik (en mijn clienten) het dan maar mee doen.

Of niet ? Neen ! het NFI is inmiddels niet meer zaligmakend, langzaam en op kleine schaal komen er onafhankelijke instituten die zelfstandig DNA onderzoek kunnen doen en (nog belangrijker) het gedane DNA onderzoek (ea technisch onderzoek) kunnen controleren. Inmiddels heeft de wetgever iets meer ruimte gecreeerd voor de verdediging om ook tegenonderzoek te vragen. Een absoluut recht is het niet en financieel is er ook vrijwel niets geregeld. Toch moet de advocaat, in zaken waar het DNA de doorslag geeft (of andere technische onderzoeksresultaten) , in een vroeg stadium tegenonder- zoek vragen omdat, zoals blijkt, het NFI niet (meer) zaligmakend is en niet uitgesloten kan worden dat er (ernstige) fouten zijn gemaakt.....die cruciaal kunnen zijn in Uw strafzaak ! Twijfelt U aan de onderzoeksresultaten die justitie als hard bewijs presenteert eis een tegenonderzoek en laat het tot de bodem uitzoeken ! De verdachte heeft in ons procesrecht al zo weinig mogelijkheden het dossier vorm te geven en fouten daarin te herstellen...laat dan niet de schaarse mogelijkheden die de wet biedt voor tegenonderzoek / contra-ex- pertise liggen door ze niet te gebruiken !

Vragen over tegenonderzoeken ? Bel ons.

Arthur van der Biezen, strafrechtadvocaat


december 2012
Foto Mr. A.S. van der Biezen

De GSM als opsporingsmiddel

Sinds jaren is bekend dat de politie gebruik maakt van GSM gegevens om aan te tonen dat een bepaald persoon op enig moment op een bepaalde plaats zou zijn geweest. In verschillende dossiers wordt technische informatie gepresenteerd als stellig bewijs voor de aanwezigheid van een persoon op plaats delict van een overval of levensdelict.

Uit zendmast-gegevens , waar iedere gsm continue kontakt mee maakt , zou dan moeten blijken dat de eigenaar van het toestel op de cruciale plek aanwe- zig was ten tijde van het strafbare feit. Veel rechters hanteren deze technische gissingen van de politie als (steun-) bewijs of zelfs als doorslaggevend voor een veroordeling. Dat er echter met de technische informatie die je van zendmast gegevens kunt verkrijgen grote fouten gemaakt kunnen worden blijkt ook steeds duidelijker te worden. Zelfs deskundigen van de NFI waarschuwen inmiddels voor de risico's van verkeerde interpretaties. Zo is het uiterste bereik van een zendmast circa 35 kilometer en is er vooral in steden en plaatsen met veel bebouwing veel overlap tussen de verschillende zendmasten. Dit soort overlap resulteert erin dat een GSM , om wat voor reden dan ook, een andere mast aanstraalt dan technisch gezien 'logisch' zou zijn. Zo kan het lijken dat een toestel en daarmee een bepaalt persoon zich verplaatst of vlucht terwijl daar in werkelijkheid geen sprake van is. Tijdens een recent verhoor in een van mij zaken waarschuwde een deskun- dige van het NFI voor de veel te snelle en gemakkelijke conclusies die de politie trekt uit de verkregen zendmast gegevens. De betreffende NFI-deskundige liet zelfs weten dat hij tijdens demonstraties de politie er regelmatig van probeert te overtuigen dat er veel te vergaande conclusies worden getrokken omtrent locaties en bewegingen. Meer en meer groeit het besef bij telecom deskundigen dat speurders veel voorzichtiger moeten omgaan met zendmast gegevens en dat veelvuldig on- juiste conclusies worden getrokken. Nu zelfs het NFI waarschuwt voor onjuiste conclusies gebaseerd op zendmast gegevens valt te hopen dat ook de rechtelijke macht snel doordrongen raakt van de risico's die kleven aan het hanteren van zendmast gegevens als bewijs.

Arthur van der Biezen, strafrechtadvocaat